v. (-en), 1. (oorspronkelijk) de naam voor een rooms-katholieke bouwcommissie van kerken; 2. het geheel aan →kerkelijke goederen; 3. het bestuur over de materiële belangen van een parochiekerk (e).
(e) In België is de kerkfabriek een publieke instelling, die, mits zij zich naar de wettelijke voorschriften schikt, rechtspersoonlijkheid bezit. Van het (uitvoerend) bureau van de kerkmeesters zijn pastoors en burgemeester van rechtswege leden. Gemeente, provincie en staat oefenen, naast de kerkelijke overheid, een zekere controle uit op de kerkfabriek.