Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

keratine

betekenis & definitie

v./m., eiwit dat behoort tot de groep van scleroproteïnen.

(e) Keratine omvat de structurele eiwitbestanddelen van de huid, waartoe ook haar, wol, zijde, schubben, nagels, veren, hoeven en horens behoren. Er zijn twee soorten keratinen te onderscheiden:

1. ⍺ Keratinen, die rijk zijn aan cystine en gekenmerkt worden door de ⍺-spiraal in de secundaire structuur. Het harde en tevens vrij broze eiwit van nagels en horens bevat 22 % cystine, terwijl de zachtere en meer flexibele a-keratine van haren, wol en huid ongeveer 12 % cystine bevat. In haarkeratine bevinden zich drie rechtse 𝛼-spiralen linksdraaiend om elkaar gewonden die hierdoor een protofibril vormen. Elf van deze protofibrillen vormen samen een microfibril. Vele microfibrillen vormen een macrofibril en vele macrofibrillen vormen met elkaar een cel. Vele cellen vormen samen een haar. Het 𝛼keratine is zeer rekbaar, hetgeen berust op de rekbaarheid van de ⍺-spiralen. Bij verwarming kan een haar twee keer zo lang worden.
2. 𝛽-Keratinen bevatten geen cystine, maar zijn rijk aan aminozuren met een gering aantal koolstofatomen zoals glycine, alanine en serine. 𝛽-Keratine bevat de 𝛽-conformatie, waardoor een soort vouwbladstructuur ontstaat. De polypeptide ketens van 𝛽-keratinen zijn antiparallel gerangschikt, in tegenstelling tot die van de akeratinen die parallel zijn geplaatst. 𝛽-Keratine treft men aan in spindraden van spinnen en zijderupsen; in de schubben, klauwen (nagels), bek en snavel van resp. reptielen en vogels. 𝛽 Keratinen vertonen geen verandering bij verwarming, →collageen.

< >