[Gr., ontlediging], v., in de christelijke theologie een term die aangeeft, dat Christus zijn goddelijke natuur heeft afgelegd en mens geworden is (Fil.2,7).
(e) In bepaalde moderne, m.n. protestantse kringen wordt de term kenosis vaak aangehaald om de christenen te bewegen zich niet te willen onderscheiden van anderen, en in plaats van te streven naar nadrukkelijke evangelisatie zich toe te leggen op dienstbare aanwezigheid te midden van hun medemensen.