v., dat deel van de sociologie dat kennis bestudeert als een sociaal verschijnsel.
(e) Bij de kennissociologie staan twee problemen centraal:
1. de sociale voorwaarden waaronder bepaalde soorten kennis zich kunnen ontwikkelen;
2. de betekenis van kennis voor de samenleving. Beide problemen zijn onderling verweven.
In de geschiedenis van de kennissociologie ging de belangstelling aanvankelijk sterk uit naar het probleem van de sociale voorwaarden voor kennis. Hierbij had vooral de marxistische opvatting, dat de ‘geestelijke bovenbouw’ (kennis) gebaseerd is op een ‘materiële onderbouw’ (economie) grote invloed: ‘niet het bewustzijn van de mensen bepaalt hun bestaan, maar hun sociale bestaan bepaalt hun bewustzijn’. Een probleem dat direct uit de marxistische these voortvloeit, is dat van de ideologische vertekening van kennis onder sociale invloeden. Vooral de Duitse socioloog K.→Mannheim heeft zich hiermee beziggehouden. Men verwerft kennis binnen het sociale kader van een natie, een klasse, een generatie enz. Volgens Mannheim is het mogelijk te komen tot objectieve kennis, die ook buiten deze sociale kaders geldig is, nl. voor hen die niet aan één sociale basis zijn gebonden: de freischwebende Intelligenz (vrijzwevende intelligentsia).
Er bestaat een neiging in de kennissociologie om van het probleem of objectieve kennis mogelijk is af te zien en zich te concentreren op de betekenis van de kennis voor de samenleving. Een empirisch goed bestudeerbaar onderwerp is daarbij de sociale verbreiding van kennis, een onderwerp dat in nauw verband staat met de onderwijssociologie en de studie van communicatieprocessen. Voorts gaat grote belangstelling uit naar een meer filosofisch getint probleem, nl. hoe de gemeenschappelijke verwachtingen die mensen koesteren omtrent de werkelijkheid, het ontstaan van sociale relaties mogelijk maken; hier verschijnt de sociale structuur als het resultaat van kennis, een omkering van de marxistische these.
De kennissociologie als geheel is een veelomvattend gebied zonder scherpe grenzen. Theoretisch valt het onder de →cultuursociologie. In de praktijk hebben talloze sociologische studies kennissociologische aspecten. Welk onderwerp men ook kiest, steeds zal men te maken krijgen met de factor kennis als resultaat van èn als voorwaarde tot sociaal gedrag. Op deze grond is de kennissociologie van belang voor de algemene sociologie.
LITT: K.Mannheim, Ideologie und Utopie (1929);S.Hofstra, De sociale aspecten van kennis en wetenschap (1937); I.Gadourek, Kennissociologie (1955); R.K.Merton, Social theory and social structure m (1957); P.L.Berger en T.Luckmann, The social construction of reality (1966); N.Elias, Was ist Soziologie? (1970; Ned. vert. Wat is sociologie?, 1971).