Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kemphaan

betekenis & definitie

m. (-hanen), 1. Philomachus pugnax, trekvogel uit de familie snipachtigen (e); 2. (fig.) vechtlustig persoon, ruziezoeker.

(e) De kemphaan heeft de grootte van een tureluur; het mannetje (‘kemphaan’) is groter dan het vrouwtje (‘kemphen’). In de broedtijd zijn de mannetjes zeer variabel van kleur en herkenbaar aan de grote kraag, de kale plekken aan de zijkanten van de kop en de bijzondere balts, die zij gemeenschappelijk op bepaalde kampplaatsen of leks (→lek) uitoefenen. Na begin juli wordt het zgn. prachtkleed verwisseld tegen een onopvallend kleed, dat op dat van het vrouwtje lijkt. In Nederland is de kemphaan een vrij talrijke, in België een toevallige broedvogel. Hij broedt op laaggelegen plaatsen, in de duinstreek of in vochtige weilanden. Doortrekker in groot aantal van begin juli tot begin okt. en van eind febr. tot eind mei.

Trekt zeer ver naar het zuiden (o.a. ZuidAfrika).

< >