Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Kelsen

betekenis & definitie

Hans, Oostenrijks-Amerikaans rechtsgeleerde, *11.10.1881 Praag, ♱15.4.1973 Berkeley. Kelsen was van 1919—30 hoogleraar te Wenen, van 1920 -29 tevens lid van het hooggerechtshof.

Hij was een van de makers van de Oostenrijkse grondwet van 1920. Van 1929-33 was hij hoogleraar te Keulen, daarna tot 1940 te Genève, waarna hij (als jood) uitweek naar de VS, waar hij van 1942-52 hoogleraar was te Berkeley. Kelsen geldt als een van de leidende vertegenwoordigers van het rechtspositivisme en is beroemd geworden op het gebied van de rechtsfilosofie. Hij ontwikkelde, mede onder neokantiaanse invloed, een ‘reine Rechtslehre’, een poging om de rechtswetenschap te zuiveren van alle niet-juridische elementen en om grondbegrippen voor een normatief begrijpen van het positieve recht te ontwikkelen. Werken: Hauptprobleme der Staatsrechtslehre (1910), Allgemeine Staatslehre (1925), Naturrechtslehre und Rechtspositivismus (1928), Reine Rechtslehre (1934; bew. herdr. 1960), General theory of law and state (1945), Was ist Gerechtigkeit? (1953).LITT: R.A.Métall, H.Kelsen, Leben und Werk (1969); W.Leiminger, Die Problematik der reinen Rechtslehre (1967).

< >