v./m. (keten),
1. gebouwtje van tijdelijke aard en als tijdelijk verblijf, b.v. van polderwerkers; loods voor het opzichtvoerend en dirigerend personeel bij een bouwwerk; woonschuur voor tijdelijk gehuurde werkkrachten op het land; bergschuur;
2. (g.mv.) herrie, drukte; rommel, wanorde; (ook) gezellige drukte; — maken, schoppen, trappen, pret maken, de bloemetjes buiten zetten.