Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

keet

betekenis & definitie

v./m. (keten),

1. gebouwtje van tijdelijke aard en als tijdelijk verblijf, b.v. van polderwerkers; loods voor het opzichtvoerend en dirigerend personeel bij een bouwwerk; woonschuur voor tijdelijk gehuurde werkkrachten op het land; bergschuur;
2. (g.mv.) herrie, drukte; rommel, wanorde; (ook) gezellige drukte; — maken, schoppen, trappen, pret maken, de bloemetjes buiten zetten.

< >