v., de versnelling van een reactie door een katalysator.
(e) Men onderscheidt homogene en heterogene katalyse. Bij de eerste is de katalysator homogeen door het reactiemengsel verdeeld, b.v. bij de katalyse van een reactie in oplossing door een base of een zuur. Heterogene katalyse doet zich voor als de katalysator geen homogeen mengsel vormt met de reagerende stoffen, b.v. bij een gasreactie die door een vaste stof wordt gekatalyseerd. Technisch is de heterogene katalyse het belangrijkst. Autokatalyse noemt men de vorming van een katalysator tijdens de reactie, waardoor de reactie door een van de ontstane reactieprodukten wordt versneld. Als voorbeelden kunnen dienen:
1. de vorming van salpeterigzuur bij het nitreren van aromatische verbindingen;
2. de vorming van oxyzuren door hydrolyse van lactonen. Vele oxidaties met salpeterzuur verlopen autokatalytisch, de bekende zelfontleding van schietkatoen is hiervan o.a. een voorbeeld.
Zeer belangrijk is katalytische werking voor het verlopen van de levensprocessen, m.n. de chemische processen in de levende cel. De enzymen zijn daar de katalysatoren die de reacties mogelijk maken. Zij verzorgen de opbouw en de afbraak van de bouwstoffen van het organisme en ook de energielevering aan de cel. Bij de spijsvertering speelt de katalyse door enzymen ook een grote rol. Zij is uiterst specifiek doordat de ruimtelijke structuur van het enzym als een ‘sleutel’ moet passen in het ‘slot’ van de reagerende stoffen.
L ITT . J .H.de Boer e. a., The mechanisms of heterogeneous catalysis (1960).