o., slagbalspel dat door twee partijen van twaalf spelers wordt gespeeld.
(e) Kastie wordt gespeeld met een leren bal van 5—7 cm doorsnee en een slaghout van 50 x 4 cm. De slagpartij speelt vanuit een slagperk en vanaf een honk. Achter in het veld bevinden zich twee veldhonken, vooraan bij het slagperk een vluchthonk.
Na een slag wordt de slagman honkloper; wordt hij uitgeworpen met de bal dan wisselen de partijen.
Zonder uitwerpen wordt een veldpartij slagpartij na drie vangballen, na het raken van het slaghonk met de bal alvorens de speler van de slagpartij daar terug is, of wanneer de veldpartij de honkloper buiten de veldgrenzen heeft gedrongen. Bereikt een honkloper op eigen slag het slaghonk, dan geldt dat voor twee punten, op de slag van een ander voor één punt. Het hoogste aantal punten bepaalt de winnaar.