Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kasselrij

betekenis & definitie

[→Fr. châtellerie], v. (-en), (ook: kastelenij), bestuurlijk onderdeel van het middeleeuwse en latere graafschap Vlaanderen en andere Zuidned. gewesten.

(e) De kasselrij kwam overeen met de instellingen in de andere Ned. gewesten als baljuwschap (baillage), burggraaf schap, meierij (mairie), proostschap. De kasselrijen kwamen in de 11e eeuw op doordat leenmannen door de vorst als ‘kastelein’ met het bevel over een burcht werden bekleed, wat dan ook politieen rechtsmacht inhield over het omliggende gebied. Het ambt werd erfelijk en mede daardoor het uitgangspunt van een bestuurlijke organisatie. Daar de vorst zich op de duur in macht zag achteruitgaan, poogde deze vanaf de 12e eeuw het ambt te ontkrachten en er ambtenaren voor in de plaats te zetten. Langzamerhand werd kasselrij de benaming voor plattelandsdistricten (vijftien in totaal), tevens voor belastingeenheden. In 1614 kreeg de kasselrij raadgevende, in 1754 beslissende stem in de Staten van Vlaanderen.

LITT. W.Blommaert, Les châtelains de Flandre (1915); A.C.F.Koch, De rechterlijke organisatie van het graafschap Vlaanderen (1951); W.Prevenier, De leden en de Staten van Vlaanderen (1961);

J.van Rompacy, Het grafelijk baljuwrecht in Vlaanderen (1967).

< >