v./m., Oudarabische dichtvorm, die bestaat uit een aantal dubbelverzen, waarvan de laatste lettergrepen het gehele gedicht door op elkaar rijmen. (e) Kasida’s kunnen een lengte van 100 dubbelverzen bereiken en onderscheiden zich vooral daardoor van de ghazel, die niet meer dan 15 dubbelverzen mag tellen. Deze dichtvorm werd vooral beoefend in de klassieke periode van de Arabische litteratuur (tot ca.750) en behandelde gewoonlijk de lof of beschimping van een persoon of een stam.
LITT. R.Jacobi, Studiën zur Poetik der altarabischen Kaside (1971).