m. (-nen), in België een schuldbekentenis in de vorm van effecten aan toonder.
(e) De kasbon verschilt van een obligatie doordat:
1. de looptijd meestal korter is, gewoonlijk niet meer dan vijf jaar;
2. hij doorlopend wordt uitgegeven, d.i. er is geen vaste inschrijvingsperiode bepaald;
3. hij niet op de beurs wordt genoteerd noch verhandeld.
Er zijn verschillende soorten:
1. de gewone kasbon is een schuldbrief die doorlopend wordt uitgegeven met een vooraf vastgestelde looptijd (doorgaans één tot vijf jaar); het nominaal bedrag wordt op de vervaldag terugbetaald;
2. de kasbon met progressieve rente, waarbij de rentevoet jaarlijks toeneemt volgens een vooraf bepaald schema; het belegde bedrag is jaarlijks opvraagbaar;
3. de →kapitalisatiebon;
4. de groeibon, die een gewone kasbon is met de mogelijkheid de intresten jaarlijks te kapitaliseren (looptijd drie of vijf jaar).
Kasbonnen vormen een stabiel financieringsmiddel voor de financiële instellingen. Voor de financiële instellingen van de overheidssector bedroeg het aandeel van kasbonnen en obligaties in het totaal van de vreemde middelen einde 1975 ruim 57,7 % (absoluut bedrag: BF541,4 mrd.). Voor de privé-spaarkassen en de depositobanken was dit resp. 24,8 % (absoluut bedrag: BF74,9 mrd.) en 7,8 % (absoluut bedrag: BF58,1 mrd.). De omloop der kasbonnen van de gezamenlijke financiële instellingen bedroeg BF674,4 mrd. per 31.12.1975.