[→Chartreuse, de plaats van hun eerste klooster], m. (-s), lid van een rooms-katholieke kloosterorde, ontstaan onder leiding van de H. Bruno (*ca,1030, ♱1101).
(e) Bruno vestigde zich in 1084 met zes geestverwanten te Chartreuse in het bisdom Grenoble, waar zij een streng kluizenaarsleven leidden. Bruno had oorspronkelijk niet de bedoeling een nieuwe orde te stichten. Wel stichtte hij nog een tweede kluizenaarsgemeenschap in Santa Maria dell’Eremo in Calabrië. De twee nederzettingen waren onderling slechts verbonden door hun gemeenschappelijke oorsprong en het onderhouden van dezelfde observanties. Guigo, de vijfde overste van de Grande Chartreuse, stelde in 1127 de langzaam gegroeide observanties op schrift in zijn Consuetudines, praktische voorschriften voor de toepassing van de regel van Benedictus, waaraan later meer statuten zijn toegevoegd. In 1145 ontstonden de →kartuizernonnen.
Het leven van de kartuizers is een leven van soberheid, eenzaamheid en stilzwijgen, tot uitdrukking gebracht in de kloosterbouw: iedere monnik bezit een eigen kluis, met de andere gelegen rondom een vierkant binnenhof; kerk, bibliotheek, eetzaal en kapittelzaal zijn gemeenschappelijk. Slechts op zonen feestdagen wordt het gehele officie, behalve de completen, gezamenlijk gebeden. De liturgische vieringen worden zo sober mogelijk gehouden: geen orgelbegeleiding; de kartuizers zingen alleen gregoriaans. Op zonen feestdagen wordt gemeenschappelijk gegeten en een enkele keer wordt ook het stilzwijgen onderbroken. De leden van de orde hebben hun observantie steeds zo vervuld, dat de orde nooit hervormd behoefde te worden (een unicum). De wetgevende macht berust bij het generaal kapittel, dat om de twee jaar bijeenkomt.
De prior van de Grande Chartreuse is generaal van de orde. De leden van de orde bestaan uit paters en broeders. De laatsten worden verdeeld in conversen, die geloften afleggen, en donanten, zonder geloften.
Nog vóór 1200 had de orde 35 kloosters voor mannen en twee voor vrouwen. In 1500 waren er 195 kloosters. Reformatie, jansenisme, jozefinisme en Franse Revolutie brachten zware verliezen. In Nederland werden in de 14e eeuw vijf en in de 15e eeuw vier kartuizerkloosters gesticht. In de 16e eeuw gingen deze alle ten onder. In België werden in de 14e eeuw 8, in de 15e eeuw 2 en in de 17e eeuw 2 kartuizerkloosters gesticht.
Al deze kloosters werden eind 18e eeuw door Jozef n opgeheven. Tijdens de Franse Revolutie werden in Frankrijk 67 kloosters gesloten, o.a. Grande Chartreuse (in 1816 heropend). In 1901 werden alle Franse kloosters tot aan de Tweede Wereldoorlog gesloten. Thans heeft de orde 19 kloosters, verspreid over Frankrijk (4), Italië (4), Spanje (5), Duitsland, Engeland, Portugal, Zwitserland, Joegoslavië en de VS. LITT. H.Scholtens, Een boek over kartuizers (1924); P.van der Meer de Walcheren, Het witte paradijs (1929); B.du Moustier, Kartuizers (1947); C.Boutrais, La grande Chartreuse (9e dr. 1950); A. de Meyer en J.de Smet, Guigo’s Consuetudines van de eerste kartuizers (1951); R.Serrou en P. Vals, Au ‘désert’ de Chartreuse (1955); D.Knowles, The monastic order in England (2e dr. 1963); C.Brooke, Kloosterwerelden, 1000—1300 (1974); J.de Grauwe, Prosopographia cartusiana belgica 1314—1796 (1976).