o. (-s), 1. een overeenkomst tot samenwerking tussen ondernemingen uit een zelfde bedrijfstak ⓔ;
2. eenheidslijst van politieke partijen bij verkiezingen, die soms tijdelijk, soms alleen plaatselijk samengaan.
ⓔ Het kartel beoogt regeling, beperking of uitsluiting van de onderlinge concurrentie, veelal ter voorkoming van een desastreuze toestand, soms ter verwerving van een groter deel van het nationaal inkomen, en waarbij de juridische en economische zelfstandigheid der deelnemers tot zekere hoogte gehandhaafd blijft. Dit laatste houdt verband met het feit dat de samenwerking in beginsel van tijdelijke aard is, gebonden aan de duur van de overeenkomst. Bovendien wordt de samenwerking beperkt tot de punten die in de kartelovereenkomst zijn aangegeven; de aantasting van de kartelzelfstandigheid is dus zeer beperkt, ➝mededinging.
Er zijn verschillende vormen. De minst stringente vorm is het conditie-kartel, waarbij gemeenschappelijke uniforme leveringsen betalingscondities (contante betaling, leverancierskredieten, kortingen, berekening van emballage enz.) worden geregeld en waardoor de ongelimiteerde service-concurrentie wordt voorkomen. De belangrijkste vorm is het prijs-kartel, waarvan de opzet is door het leggen van een prijsbodem in de markt te voorkomen dat de opbrengstprijs beneden een onverantwoord niveau (b.v. kostprijs) daalt; soms omvat het prijskartel een conditie-kartel.
Prijs-kartel kan men onderscheiden in uniforme prijsregelingen en zowel open als gesloten calculatieschema’s, ook wel calculatie-kartel genoemd. De uniforme prijsregeling geeft voor alle deelnemers gelijke voorschriften. Behalve de weinig voorkomende maximumprijzen kunnen dit zijn uniforme minimumprijzen, waar beneden niet verkocht mag worden, dan wel, bij uniformiteit der voortgebrachte produkten, een voor alle deelnemers bindende prijs. Het meest komen uniforme minimumprijsregelingen voor. Bij de vaste prijzen komen efficiëntieverschillen tussen de deelnemende ondernemingen in het geheel niet tot uiting; dergelijke regelingen hebben dan ook de tendentie dat de vastgestelde prijzen op het niveau liggen van de kosten van de minst efficiënt deelnemende producent plus een zekere winst. Daar echter van de daarvoor noodzakelijke uniformiteit der voortgebrachte produkten zelden sprake is (en standaardisatie of assortimentsbeperking niet mogelijk), tracht men het doel te bereiken door middel van een calculatie-kartel.
Bij een open calculatieschema wordt alleen een uniforme wijze van calculeren van de kostprijs voorgeschreven; een rubricering van de kosten met het voorschrift bij elke rubriek de ‘werkelijke kosten’ in te vullen, zonder vastlegging van het ‘tarief’ voor de onderscheidene kostencomponenten. Hierdoor wordt de concurrentie dus niet uitgeschakeld. Aangezien manipulatie met het begrip ‘werkelijke kosten’ naar subjectief inzicht mogelijk is, stelt men soms voor enkele of voor alle rubrieken interpretatievoorschriften vast, soms worden ook de prijzen van de onderscheidene kostencomponenten uitdrukkelijk vastgelegd. Naarmate deze voorschriften stringenter worden en minder ruimte laten om kostenverschillen tussen de ondernemingen tot uitdrukking te brengen, worden de schema’s minder open; als voor elke kostenrubriek de in te vullen bedragen worden voorgeschreven, nadert het schema dicht de uniforme prijsregeling. Een open schema heeft, in tegenstelling tot een gesloten, een opvoedend karakter omdat het de bedrijfsgenoten verplicht zich op hun kosten te bezinnen. De minder efficiënte bedrijven, die niet onder hun werkelijke kosten mogen offreren, zijn dan ook steeds in het nadeel ten opzichte van de meer efficiënte.
Deze achterstand heeft ertoe geleid dat in de praktijk veelal alleen een mengvorm van beide schema’s bruikbaar is. Aangezien prijsen calculatie-kartel vaak tot produktie-uitbreiding stimuleren, waardoor ontduiking van de kartelovereenkomst in de hand wordt gewerkt, ontstaan produktieof afzetkartels, waarbij het marktaanbod voor een bepaalde periode wordt vastgesteld door middel van regulering van de produktie, al of niet gepaard gaande met de aanwijzing van een bepaald quotum in dit aanbod voor iedere deelnemer; aan elk lid kan een bepaalde hoeveelheid worden toegewezen (gefixeerde quota) dan wel een bepaald percentage van de totale afzet: contingenteringsof quota-kartel. Bij het marktverdelingsof rayon-kartel, dat soms internationaal is, wordt het afzetgebied in een aantal geografische rayons of naar klanten in groepen verdeeld en aan bepaalde producenten het alleenverkooprecht in een bepaald rayon of kring toegekend. Soms mag een andere deelnemer wèl in het rayon van een ander verkopen onder betaling van een bedrag aan recognitiegeld. Meestal zal door het rayon-kartel een vermindering van transportkosten optreden. Een nog nauwere band wordt verkregen door een winst-verdelings-kartel, waarbij de door de afzonderlijke ondernemingen gemaakte winsten in een fonds, ‘pool’, worden gestort en volgens een bepaalde maatstaf over de aangesloten ondernemingen worden verdeeld, b.v. rekening houdende met de door ieder vroeger bereikte produktieomvang.
Eventueel zouden bepaalde bedrijven zelfs geheel stilgelegd kunnen worden, mits zij uiteraard in de poolwinst blijven delen. De onderlinge concurrentie wordt vervangen door een streven naar een zo groot mogelijke gemeenschappelijke winst. In de internationale scheepvaart komen prijsen winstdelingskartels voor; men spreekt dan van ‘conferences’ of ‘pools’; in de internationale luchtvaart komen poolovereenkomsten eveneens voor.
Bij de kartelvorm die als syndicaat wordt aangeduid, dragen de deelnemers hun verkoopfunctie over aan een centraal verkoopkantoor, dat niet alleen de binnenkomende orders registreert en verdeelt over de leden, maar ook de verkoopprijzen vaststelt. Het kartelverdrag regelt uiteraard de bedragen die de leden van het verkoopkantoor voor hun produkten ontvangen, evenals door het verkoopkantoor te berekenen kostenvergoedingen enz. Soms blijft de levering plaatsvinden van producent aan afnemer, vooral in verband met vrachtkosten, soms levert het verkoopkantoor aan afnemers. Functioneert een syndicaat goed, dan leidt dit vaak tot verdergaande samenwerking, b.v. gezamenlijke inkoop van gronden hulpstoffen (inkoop-kartel). Een dergelijk verkoop-kartel is praktisch alleen mogelijk indien de produkten der aangeslotenen in hoge mate gelijksoortig zijn, wat b.v. geldt voor uniforme massaprodukten, zoals die van de steenkolenmijnen, de zware industrie.
Verder kent men nog distributieregelingen, die de levering via bepaalde distributieschakels voorschrijven (met alle kans op verstarring), en erkenningsregelingen, die de toelating tot een markt regelen, veelal gesteund door exclusief-verkeersregelingen, en de bedoeling hebben strijd te voeren tegen buitenstaanders, hetzij om deze tot aansluiting te dwingen, hetzij om ze uit de markt te verdrijven. Als de exlusief-verkeersregeling zich richt op de voorafgaande geleding in de bedrijfskolom, wordt aan de leveranciers verboden aan de buiten de kartel gebleven bedrijven te leveren op straffe van het staken van alle aankopen door de leden van het kartel; voorzover de regeling zich richt tot de afnemers, wordt hun verboden bij outsiders te kopen op straffe van het weigeren van alle leveranties door de leden van het kartel. Ook kent men meldingsregelingen inzake melding en/of opzet en/of prijscorrecties bij aanbesteding. Uiteraard komen in de praktijk al deze kartelvormen in tal van variëteiten en combinaties voor.
Hoewel kartels meestal alleen bedrijfsgenoten uit hetzelfde land omvatten, komen ook internationale kartels voor, b.v. in de koopvaardij de zgn. ‘conferences’ (o.a. de North Atlantic Westbound Conference), en in de luchtvaart, waar de grote maatschappijen die vaste lijnen exploiteren zich verenigden in de International Air Traffic Association (IATA), die o.a. de vervoerstarieven vaststelt en dus als een kartel moet worden beschouwd.
Een kartel kan berusten op:
1. een eenvoudige mondelinge afspraak, zonder dat het in de bedoeling ligt van partijen zich er in rechte op te kunnen beroepen (gentlemen’s agreement);
2. een schriftelijke overeenkomst, waarbij de mogelijkheid bestaat dat bij schending door een van de deelnemers de naleving in rechte door de anderen kan worden gevorderd;
3. de vorming van een kartelbureau, belast met de uitvoering van de overeenkomst, eventueel verkoop van de produkten enz.
Een goed functionerend kartel kan een belangrijke bijdrage vormen tot de vergroting van de stabiliteit van de afzetmarkt van een bepaald produkt en ondernemers weerhouden van onverantwoorde investeringsbeslissingen en de daarmee verbonden nadelige gevolgen. Dat neemt niet weg dat kartelovereenkomsten ook ernstige gevaren kunnen inhouden; evenals andere samenwerkingsvormen kunnen zij immers gericht zijn op het verwerven en uitbuiten van een machtspositie, vooral ten koste van de afnemers. Dit heeft tot gevolg dat in de meeste landen de regeringen zich niet afzijdig hebben gehouden. In sommige landen, zoals Zwitserland, werd tegen misbruik van economische macht door kartels met behulp van algemene rechtsregels opgetreden. Elders kent men specifieke kartelwetten, waarbij onderscheiden kunnen worden een verbodswetgeving (zoals in de BRD en de VS, d.w.z. dat alle kartels verboden zijn tenzij kan worden aangetoond dat het kartel niet in strijd is met het algemeen belang), en een misbruikwetgeving (zoals in Engeland, Nederland en België), d.w.z. dat de overheid een kartelovereenkomst onverbindend verklaart, indien deze in strijd met het algemeen belang wordt geacht.
In Nederland is, in tegenstelling tot landen als de VS en het vm. Duitsland, het kartelwezen vrij laat ontstaan. Aan dit feit zijn het late industrialiseringsproces en de van oudsher gevoerde Ned. vrijhandelspolitiek in belangrijke mate debet geweest. Ook het individualisme en de daarmee gepaard gaande voorliefde voor vrije mededinging van de Ned. ondernemer verzetten zich tegen kartels.
Tijdens de grote afzetcrisis van de jaren dertig en na 1945 hebben de kartels in Nederland een grote vlucht genomen. Tegen misbruiken werd opgetreden krachtens het Kartel-Besluit 1941, na de oorlog gedemocratiseerd, en de Wet op de Economische Mededinging 1958 (→-mededingingsbeleid). Nederland kent ca. 2000 kartels. Een kartel wordt evenwel vaak niet als zodanig aangeduid, b.v. Zoutconventie, Garencentrale, BSB-regeling (Behartiging Samenwerking Bouwbedrijf), Bindend Besluit Sanitair.
In België bestaat geen principieel verbod op kartels (horizontale of verticale) of tegen monopolies en marktbeheersende ondernemingen, maar wel verboden zijn de misbruiken die uitgaan van één of meer ondernemingen die een machtspositie bekleden. →combinatie.
Volgens artt. 85 vlg. van het verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, als uitwerking van het gestelde in art. 3 lid ƒ van dat verdrag, worden concurrentieverhinderende, -beperkende en -vervalsende kartels verboden en nietig verklaard. Sommige kartels, die overwegend gunstige gevolgen hebben, kunnen van het verbod worden vrijgesteld. Zij moeten daartoe bij de Europese Commissie te Brussel worden aangemeld. Tot 1975 waren door de Commissie 27 negatieve verklaringen, 20 ontheffingen en 26 verbodsbeschikkingen gegeven, maar evenals bij het Ned. kartelbeleid speelt informeel kartelbeleid een grote rol, waarbij ondernemingen aan bezwaren van de Commissie tegemoet komen, zodat een verbod niet nodig is. [drs. J. G.
Morreau] LITT. R.Liefmann, Kartelle, Konzerne und Trusts (1905); E.Hexner, Intern, cartels (1945); W.Fricke, Kollektivmonopole (1956); A.Nies, Intern. Kartelle (1959); C.del Marmol, La protection contre les abus de puissance en droit belge (1960); O.F.von Gamm, Das Kartellrecht im EWG-Bereich (1961); A.Mulder en M.R.Kok, Kartelrecht (1962); J.E. Andriessen, S.Miedema en G.J.Oort, De sociaalecon. bestudering van Nederland (1963); C.A. Boukema en J.C.J.Wouters, Inl. bedrijfsrecht (1976); J.G.L.M.Willems, Ondernemingen, bedrijfsleven en maatschappij (1977).