m. (-s), Cyprinus carpio, een zoetwatervis uit de familie van de ➝karperachtigen.
ⓔ De karper is een vrij fors gebouwde vis, hoog en zijdelings afgeplat spoelvormig, de vinnen zonder stekels, de buikvinnen geplaatst onder begin van lange rugvin (met 17—22 vertakte vinstralen). Hij heeft aan iedere zijde van de bek twee voeldraden, en is achter de kieuwbogen voorzien van karakteristieke inwendige keeltanden. De kleur is gelig olijfgroen, donkerder op de rug, buik en lippen meer geel, de vinnen donkerder, grijsbruin of mat rood, geel of paars gemengd, zeer variabel. Lengte tot 120 cm. Leeft van plantaardig voedsel.
Deze soort is wellicht in centraal Azië ontstaan en heeft zich over vrijwel geheel gematigd tot subarctisch Azië verbreid. Vanuit Zuidwest-Azië is de karper in Europa geïmporteerd sinds omstreeks het begin van de jaartelling via de ‘amber-weg’, mogelijk door de Romeinen. In West-Europa werd de karper pas veel later uitgezet (5e-6e eeuw), en daarna veelal door monniken, die deze vissoort in vijvers bij de kloosters kweekten als voedsel. De eerste Ned. melding dateert van de 14e eeuw. Sindsdien is de karper ook uitgezet in Amerika, Australië, Nieuw Zeeland, en in hoger gelegen wateren in de tropen (Indonesië).
Door kweken, alsmede door een grote natuurlijke variatie zijn diverse, meestal hoogruggige, vormen gekweekt, waarvan als voornaamste zijn te onderscheiden: edelkarpers, met vele regelmatige, vrij kleine rijen schubben; spiegelkarpers, met onregelmatig verspreide schubben van uiteenlopende grootte, vooral voorkomend langs de rugvin en bij de staartwortel; lederkarpers, vrijwel geheel zonder schubben; rijenkarpers, met voornamelijk één rij grote schubben langs de zijlijn; en de goudkarpers, een oranje kleurvariant, gekweekt voor decoratieve doeleinden. De oorspronkelijke, slankere, geheel beschubde wilde karper wordt ook wel boerenkarper genoemd. De karper wordt in Nederland en België ten behoeve van de sportvisserij op vele plaatsen uitgezet, omdat de natuurlijke voortplanting als gevolg van de daarvoor gewenste watertemperatuur (17—20°C) slechts zelden voorkomt. Karpers kunnen een zeer hoge leeftijd bereiken.