(République Unie du Cameroun), republiek in Centraal-Afrika, begrensd door de Golf van Guinea, Nigeria, Tsjaad, Centraalafrikaans Keizerrijk, Kongo, Gabon en Equatoriaal Guinee, 475442 km2, 7,1 mln. inw. Hoofdstad: Yaoundé. FYSISCHE GESTELDHEID.
Reliëf en afwatering. Het land bestaat uit een kustvlakte langs de Golf van Guinea, die door het hoogland van Kameroen en het massief van Adamaoua gescheiden is van de vlakte om het Tsjaad Meer. De kustvlakte heeft moerassige delta’s en is opgebouwd uit alluviale afzettingen. Zij is begroeid met oerwoud. Uit deze kustvlakte verheft zich het hoogland van Kameroen, opgebouwd uit jong vulkanisch basalt met uitgedoofde vulkanen (Fako, 4070 m; Etinde, 1740 m). De afwatering geschiedt naar het westen door de zijrivieren van de Rio del Rey en naar het oosten door de Moungo en de Cross.
Door de steile helling van het plateau naar de kustvlakte hebben vele rivieren watervallen en stroomversnellingen, die de scheepvaart onmogelijk maken. In het noorden en oosten van het bekken van de Cross verheft zich het hoogland van Bali, dat de grens vormt tussen het oerwoudgebied en het grasland van het massief van Adamaoua, een kristallijn rompgebergte. Het zuiden watert af op de Benue, de rest op het Tsjaad Meer.Klimaat. Door de uitgestrekte vorm heeft Kameroen drie klimaatzones: het zuiden heeft een grote neerslag (Douala, 4000 mm), een hoge temperatuur en is bedekt met tropisch oerwoud; het midden heeft regenmaxima in april en okt. (Yaoundé, 1500 mm) en er is een savannelandschap; het noorden heeft zomerregens (het Tsjaad Meer, 450 mm) en er is steppe. De droge, stoffige woestijnwind (harmattan) dringt soms door tot in de kuststreken. BEVOLKING. De bewoners van Kameroen behoren tot 140 verschillende etnische groepen; er zijn 12000 Europeanen. Het zuiden wordt bewoond door een groot aantal negervolken, die alle tot de Bantoes behoren (o.a. Pahouinof Mpangwe, Bassa, Douala, Bamiliké, Bamoun).
Ten noorden van de Sananga wonen overwegend Soedannegers. Vanuit het noorden kwamen de handeldrijvende Hausa en veetelende Fulani. De oudste bewoners van Kameroen zijn waarschijnlijk de Pygmeeën, waarvan in het zuiden nog enkele kleine groepen als jagers in het oerwoud wonen. De stedelijke bevolking neemt voortdurend toe, ca. 25 % van de bevolking woont in steden. In de beboste streken woont 50 % van de bevolking. Het westen is het dichtst bevolkt.
Taal. De koloniale tijd heeft de Engelse en Franse taal ingebracht, die sinds 1961 officiële talen zijn. Verder worden Bantoetalen en Soedanese talen gesproken.
Godsdienst. Van de bevolking is 45 % animist, 20 % moslim (m.n. in het noorden van Kameroen) en 35 % christen.
Communicatie. Sinds 1974 verschijnt dagelijks de Cameroon Tribune (oplage 20000). De omroep is in staatshanden (Radiodiffusion du Cameroun); er wordt vanuit vijf stations uitgezonden. In 1973 waren er 225 000 radio-ontvangers en 21880 telefoonaansluitingen.
ECONOMIE. Landbouw is het voornaamste middel van bestaan. Mijnbouw en industrie zijn nog van geringe betekenis. Het nationaal produkt stijgt jaarlijks en de verschillen tussen Westen Oost-Kameroen worden steeds kleiner. Hoewel Kameroen zich economisch bindt aan omliggende staten, voert het een geheel eigen economische politiek.
Landbouw. Kameroen is een agrarisch land, dat m.n. voedingsgewassen voor eigen verbruik verbouwt. In het oosten is de landbouw in handen van de inheemse bevolking. In westelijk Kameroen worden de produkten geteeld op plantages, onder leiding van de Cameroons Development Corporation. In de zuidelijke boszone teelt men maniok, bananen en de oliepalm (palmolie; export van pitten). In de steppen en savannen van het noorden worden gierst, maïs en aardnoten verbouwd en rijst langs de Logone.
Van de handelsgewassen worden in de boszone cacao en koffie verbouwd; in de savannen en steppen katoen. Andere landbouwgewassen zijn suiker, rubber, peper, ananas en thee. De landbouwproduktie in 1976 was: 93000 t koffie, 100000 t cacao, 4000 t palmpitten, 16000 t rubber, 100000 t bananen, 60001 tabak, 25 0001 katoen, 84001 aardnoten, 2000 t thee en 300001 suiker. Vooral in het noorden lijdt de landbouw onder de droogte. Veeteelt. Het zuiden heeft door de tseetseevlieg geen paarden en runderen, alleen kippen en geiten; beter geschikt voor de veeteelt zijn het noorden en het plateau van Adamaoua.
In het noorden zijn landbouw en veeteelt zelden gecombineerd. In 1975 waren er 2,6 mln. runderen, 2 mln. schapen, 1,5 mln. geiten, 400000 varkens en 8,6 mln. stuks pluimvee. De vleesopbrengst is echter gering. Bosbouw. Vroeger werden kostbare houtsoorten door Europese maatschappijen in de bossen langs de kust en langs de spoorlijnen gewonnen. Nog maar 2,5 mln. ha is voldoende toegankelijk om het werk produktief te maken. De aanleg van de Trans-Kameroenspoorweg schept nieuwe mogelijkheden.
In 1973 werd 8 mln. m3 hout geproduceerd. Mijnbouw. Van de grondstoffen die momenteel worden gewonnen, zijn alleen goud en tinerts van belang. Goud wordt gewonnen in het gebied van de Benue, tinerts in het bergland van Adamaoua. In Noord-Kameroen zijn grote voorraden bauxiet aangetoond (wellicht de grootste van heel Afrika). Voor de exploitatie hiervan moeten een haven en een 800 km lange spoorlijn worden aangelegd. Bij Kribi bevinden zich ijzerertslagen.
In de buurt van Poli zijn sporen van koper gevonden. Ook van asbest, wolfraam, molybdeen en mangaan is de aanwezigheid aangetoond.
Energie. De Edéadam voorziet in 95 % van Kameroens energieverbruik. Kameroen heeft twee hydro-elektrische en ca. tien thermische centrales in Oost-Kameroen en drie hydro-elektrische en twee thermische centrales in West-Kameroen. Het Edéadamcomplex wordt in zijn produktie belemmerd door de daling van het rivierpeil, veroorzaakt door droogte. In aanbouw zijn hydro-elektrische centrales bij Bamendjin, Nachtigal en Njoek, met een totale capaciteit van 4,5 mrd. KWh per jaar.
Industrie. De aluminiumindustrie (gevoerd door het Edéadamcomplex) is van grote betekenis geworden. In 1975 werd ca. 47000 t geproduceerd uit bauxiet dat vanuit Equatoriaal Guinea werd ingevoerd. Verder bestaat de industrie uit de verwerking van m.n. landbouwgewassen. Ca. 300 kleine bedrijven vervaardigen verbruiksgoederen. De voedingsmiddelen- en verwerkingsindustrie omvat katoenontpitting, olieslagerijen, vleesen visconservering, brouwerijen, abattoirs, zeepfabrieken, glasen cementfabrieken.
Verscheidene bedrijven verwerken hout tot houtprodukten (fineer, board). Handel. In 1975 werd voor 141,7 mrd. CF A-franken ingevoerd en voor 105,7 mrd. uitgevoerd. De belangrijkste invoerprodukten zijn verbruiksartikelen en machineonderdelen. Uitgevoerd worden koffie, cacao en aluminiumerts. De voornaamste afnemers van Kameroen zijn Frankrijk, de USSR, de DDR, Nederland en Gabon.
Verkeer. Kameroen heeft 43500 km verharde weg en ca. 1172 km spoorweg. De eerste fasen van de Trans-Kameroenspoorlijn zijn afgesloten. Het rollend materieel wordt gemoderniseerd. Douala-Bonabéri neemt 90 % van alle havenactiviteiten voor zijn rekening. Tiko is de tweede haven.
In de Cameroon Airlines heeft de staat een aandeel van 70 % en Air France een aandeel van 30 %. In 1971 trok Kameroen zich terug uit de maatschappij Air Afrique. Yaoundé, Douala en Ngaoundéré hebben grote luchthavens.
STAATSINRICHTING. Bestuur. Op 20 mei 1972 keurde een volksreferendum een grondwet goed waarin de Verenigde Republiek Kameroen als een verenigde, tweetalige en pluriculturele staat wordt beschreven. Kameroen heeft een president als staatshoofd en als opperbevelhebber van het leger; hij wordt voor vijf jaar gekozen. De zeven provincies, die verdeeld zijn in 39 departementen, worden bestuurd door gouverneurs.
Rechtspraak. In Yaoundé is het Opperste Gerechtshof gevestigd, dat bestaat uit een president, zeven rechters, een procureur-generaal en een advocaatgeneraal.
Munt. De munteenheid van Kameroen is de CFA-frank. Op 1.2.1978 was de koers: 1 CFA-frank = fl,00 = BF14.
Financiën. Het budget voor het jaar 1975-76 gaf aan inkomsten en uitgaven ca. 95 mrd. CFA-franken te zien.
Onderwijs. Waarschijnlijk is nog 70 % van de bevolking analfabeet, maar van de jongeren bezoekt 80 % een school. Men hoopt in 1980 de leerplicht in te voeren. Yaoundé bezit sinds 1962 een universiteit.
Defensie. Het leger (5000 man) bestond in 1975 uit vier infanteriebataljons, een gepantserd squadron, een parachutecompagnie en verscheidene andere compagnieën. De marine (200 man) beschikt over vier patrouilleboten. De luchtmacht (300 man) had zeven lichte en middelzware transportvliegtuigen. De paramilitaire troepen omvatten 7000 man.
LITT. P.Vaast, Petite géographie du Cameroun (1954); P.Billard, Le Cameroun physique (1963); Y.Schaaf en J.B.F.Spaan, Cameroun (1965); J.A. Ngwa, Outline geography of the Federal Republic of Cameroon (1967): P.Billard, Le Cameroun fédéral (1968); W.R.Johnson, The Cameroon Federation, political integration in a fragmentary society (1970).
GESCHIEDENIS. De ontdekkingsgeschiedenis van Kameroen begint met de reizen van de Portugezen in de 15e eeuw, in de 16e eeuw gevolgd door Hollanders en Engelsen, die ruilhandel in ivoor, slaven en palmolie bedreven. In de 19e eeuw werden een paar nederzettingen gesticht: in 1845 Victoria door de Engelsman Alfred Sakh en Douala door de Duitser Woermann. Het achterland werd bekend door de reizen van H.→Barth (ca.1850) en G.→Nachtigal (ca.1870). Nachtigal nam in 1884 Kameroen voor Duitsland in bezit; door verdragen met Frankrijk en Engeland werden in de jaren 1885, 1886, 1890 en 1893 de grenzen vastgesteld. Door tal van reizen werd het binnenland beter bekend, maar nog zeer lang bleef de effectieve invloed van het Duitse bestuur tot de kuststrook beperkt.
De Marokko-overeenkomst (1911) tussen Frankrijk en Duitsland vergrootte Kameroen met een paar landtongen, die dwars door vm. Frans-Equatoriaal-Afrika een verbinding met de Kongorivier tot stand brachten. Daartegenover stond Duitsland een driehoekig stuk nabij de Logone aan Frankrijk af.
Toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak, werden in Afrika de Duitsers verslagen door de Fransen, de Engelsen en de Belgen. Bij het Verdrag van Versailles in 1919 werd Kameroen opgedeeld in een mandaatgebied van Groot-Brittannië (het westen) en een van Frankrijk (het oosten). Het bestuur van Oost-Kameroen was gecentraliseerd en ging totaal buiten de Kameroenezen zelf om. In 1946 kwam hierin enigszins verandering, toen Oost-Kameroen een territoriale raad kreeg. Vertolker van de nationalistische gevoelens was de UPC, de Volkerunie van Kameroen, die berustte op de etnische verscheidenheid in het land. Toen de UPC in actie kwam, werd de partij bloedig onderdrukt.
In 1952 werd de Assemblée Territoriale Camerounaise geschapen, waardoor Frans-Kameroen een beperkte mate van autonomie verkreeg, die uitgebreid werd in 1956, toen Kameroen ook deelstaat werd van de Franse Unie. In 1956 vonden de eerste parlementsverkiezingen plaats middels algemeen kiesrecht; tegen dit zoethoudertje kwam men overal in opstand. De Fransen stonden als antwoord hierop gedeeltelijke autonomie toe. In de nieuwe volksvertegenwoordiging ontpopte de minister van Binnenlandse Zaken Ahmadou →Ahidjo zich als een krachtige figuur, die op rigoureuze wijze een einde aan de gewelddadige acties maakte. In 1958 nam Ahidjo de algehele regering op zich. Hij beoogde onafhankelijkheid en unificatie van beide staten.
Hiertoe stichtte hij de Union Camerounaise, de UC. In hetzelfde jaar kreeg Oost-Kameroen vrijwel volledig zelfbestuur. De nieuwe grondwet werd in een volksreferendum aangenomen en de UPC kwam uit de illegaliteit te voorschijn.
West-Kameroen kwam onder Engels bestuur in een gebied waartoe ook Nigeria hoorde. Het duurde even voor West-Kameroen in de bestuursraad hierover mocht meebeslissen. In 1946 kregen de bewoners van West-Kameroen, behorend bij Oost-Nigeria, meer autonomie. De westelijke tegenhanger van de UPC was de Kameroenese Nationale Democratische Partij (CNDP).In 1960 en 1961 werden volksstemmingen gehouden, waarbij men in het noorden voor aansluiting bij Nigeria koos en men in het zuiden aansluiting wilde bij Oost-Kameroen. In 1961 sloot Noordwest-Kameroen zich aan bij Nigeria en werden de rest van West-Kameroen en Oost-Kameroen een federatie. Dat de etnische tegenstellingen zeer groot waren, bleek uit een opstand van de Bamileke in 1965, die in conflict kwamen met de Bakossi.
President Ahidjo stichtte in 1966 de Union Nationale Camerounaise, die alle binnenlandse tegenstellingen moest opheffen. Het verzet tegen dit eenpartijstelsel was aanvankelijk groot, waarbij vooral de UPC zich weerde, krachtig werd onderdrukt en tenslotte zelfs werd geëlimineerd. Tegenstanders van het eenpartijstelsel zijn weer in de illegaliteit gegaan. Naast een nationale eenheid beoogt Ahidjo ook een snelle economische ontwikkeling, waarbij gebouwd moet worden op de traditionele verworvenheden, met behulp van de westerse technologie, in de vorm van een Afrikaans socialisme. In 1975 werd Ahidjo opnieuw voor een ambtstermijn van vijf jaar herkozen als president. Bij een opkomst van meer dan 99 % van de ingeschreven kiezers stemden slechts een vijftigtal stemgerechtigden niet op Ahidjo.
Naar buiten toe heeft Kameroen zich niet gebonden. Het land heeft banden met Frankrijk, de Duitse Bondsrepubliek en Groot-Brittannië en het heeft zich met de EEG geassocieerd, maar richt zich ook duidelijk naar China en de USSR. Kameroen neemt deel aan de Union Douanière et Economique de l’Afrique Centrale (UDEAC), die in de praktijk weinig bijdraagt aan de landensamenwerking. Kameroen erkende de Volksrepubliek China en NoordKorea, en in 1973 erkende het als enig land ter wereld prins →Norodom Sihanoek als leider van Cambodja.
LITT. H.Cheret e.a., Le Cameroun (1952); R. Lefèvre, Cameroun (1957); Cameroons, Report for the year 1958 (1959); R.Dumont, L’Afrique noire est mal partie (1962); J.Criand, Géographie du Cameroun (1963); Y.Schaaf en J.B.T.Spaan, Cameroun (1965); A.Kratz, Voraussetzungen und Möglichkeiten einer industriellen Entwicklung in Kamerun (1965); W.Haberle, Kamerun (1967); H. O.H.Vernon-Jackson, Languages, schools and government in Cameroon (1967); P.F.Gonidec, La république fédérale du Cameroun (1969); V.T.Vine, The Cameroon federal republic (1971); N.Rubin, Cameroon: an African federation (1971); A. Wirz, Vom Sklavenhandel zum kolonialen Handel in Kamerun vor 1914 (1972).