Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

kabinet

betekenis & definitie

o. (-ten),

1. (vroeger) schrijf-, studeerkamertje); thans nog, meestal in verkleinvorm als naam voor een klein, afgezonderd vertrek, m.n. naast een groter gelegen of daarop aansluitend: het kabinetje naast de slaapkamer hebben wij als badkamer laten inrichten;
2. particulier vertrek van een vorst, m.n. als plaats waar deze met zijn raadslieden overleg pleegt en vandaar (vroeger) voor: zetel van het (m.n. buitenlands) regeringsbeleid: het — van Sint-James, de Engelse regering; (gew.) het — van dokter X, de praktijk, spreekkamer, behandelingskamer;
3. (thans) naam voor de gezamenlijke ministers (ministerraad); in de praktijk ook wel aanduiding voor de regering: het gehele is af getreden; een nieuw -;
4. het van de Koning(in), haar particulier secretariaat en de thesaurie, een college van personen bestemd voor werkzaamheden die de persoonlijke kennisneming van de koning(in) vereisen; tevens algemeen staatsarchief;
5. ambtelijk bureau tot behandeling van persoonlijke en vertrouwelijke bestuurszaken; bijzondere werkkamer van een minister of hoge ambtenaar, ambtsvertrek; ook als toevoeging op het adres van brieven, ter aanduiding dat ze voor de minister persoonlijk bestemd zijn; vergaderkamer;
6. luxe bergmeubel, veelal van kostbaar hout (e);
7. een vertrek, zaal of galerij waarin een particuliere verzameling van zeldzaamheden enz. aan de liefhebbers en kunstkenners wordt getoond en die verzameling zelf: een van schilderijen, van penningen; een fysisch -, van natuurkundige instrumenten; het —Six, diens verzameling.

(e) Het kabinet kwam in de 16e eeuw in Italië voor. Het was een kast op vier poten, voorzien van laden en vakken, die gesloten werd met een luik of klep. Het werd vooral gebruikt voor het opbergen van papieren, later ook van tafelen lijfgoed. In de 17e eeuw waren de Ned. kabinetten zeer bekend, vaak versierd met marqueteriewerk. In deze tijd ontstonden ook de kunstkabinetten voor het opbergen van kostbare voorwerpen, waarvan de deuren ingelegd of beschilderd waren. In de 18e—19e eeuw bestond het kabinet uit een onderstel met drie laden en een bovenkast met twee paneeldeuren, bekroond door een gebogen toogkap met vijf horizontale rustpunten voor een kaststel.

LITT. W.van der Pluym, Vijf eeuwen binnenhuis en meubels in Nederland (1954).

< >