v. (-en), wijze van bevestiging van de kaken aan de rest van de schedel; bij vissen van belang voor de indeling.
(e) Bij vissen worden drie vormen van kaakbevestiging onderscheiden:
1. amfistiel, waarbij de bovenkaak (palatoquadratum) twee verbindingspunten met de schedel heeft;
2. autostiel, met directe verbinding tussen palatoquadratum en hersenschedel;
3. hyostiel, waarbij het palatoquadratum via het bovenste deel van de tongbeenboog (hyomandibulare) met de hersenschedel verbonden is.