o. (-welen),
1. oorspronkelijk elk kostbaar sieraad; nu elk geslepen edelgesteente dat daartoe dient: de juwelen van de kroon; een gouden ring met juwelen, kostbaarheden, sieraden uit edel metaal: handelen in juwelen;
2. (fig.) een —, iets dat in zijn soort uitmunt door schoonheid, kostbaarheid, adel, in het algemeen iets voortreffelijks, gezegd van personen zowel als van zaken: een van een vrouw, van een mens, van een gedicht; een juweeltje van bindkunst.