[→Fr.], bn., 1. jeugdig; op jeugdige leeftijd optredend: juveniele paralyse; 2. (geologie) direct uit het inwendige van de aarde komend: water (e). (e) Juveniel water ontstaat doordat, naast de verschillende metaaloxiden, oxide van waterstof (H20, water) voorkomt in het magma. Dit water kan als damp bij een vulkanische eruptie uitgeworpen worden.
Het grootste gedeelte van het uitgeworpen water bij een eruptie is afkomstig van formatiewater en grondwater. Vermoedelijk is de bijdrage van het juveniel water aan de hydrologische kringloop verwaarloosbaar klein.