Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Jupiter, planeet

betekenis & definitie

de grootste planeet van ons planetenstelJupiter. Manen van Jupiter nummer naam afstand tot Jupiter straal periode massa jaar van ontdekking Jupiterkm dagen maan- stralen massas V 1,27 81 0,5 1892 I Io 2,96 1670 1,77 0,99 1610 II Europa 4,7 1460 3,55 0,67 1610 III Ganymedes 7,5 2550 7,17 2,1 1610 IV Callisto 13,2 2360 16,75 1,29 1610 VI 80,3 59 266,0 1904 VII 82,2 20 276,7 1905 X 82,9 6 253 1938 XII 148,5 6 631 1951 XI 157,9 8 692 1938 VIII 164,6 6 735 1908 IX 166,0 7 758 1914 XIII 1974 Maanmassa is de massa van de maan (van de aarde), d.i. ca. 73,5 1Ö21 kg sel.

De baan van Jupiter heeft een halve grote as van 5,203 AE (778 mln. km); excentriciteit 0,0484; helling der baan op de ecliptica 1°3; siderische omlooptijd 4332d14h (11,86 jaar); synodische omlooptijd 398d21h. De afstand tot de zon varieert van 740—816 mln. km; die tot de aarde van 591—964 mln. km. De grootste middellijn van de elliptische schijf (afplatting 0,065) varieert van 50"—31"; de middellijn van de equator is 142800 km (iets meer dan 11 x de aardemiddellijn; de massa is 1/1047 zonsmassa (318 x die der aarde). Jupiter overtreft in massa alle andere planeten te zamen.De grootte van de schijf en de hoge waarde (0,44) van de →albedo maken ondanks de grote afstand Jupiter tot de op een na helderste planeet (na Venus); bij gunstige opposities kan Jupiter van de grootte -2,5 zijn, d.i. ca. 2,5 x zo helder als de helderste ster van de hemel, Sirius.

Reeds in een middelmatige kijker vertoont de Jupiterschijf strepen die evenwijdig lopen aan de lange as, dus aan de evenaar, en zeer veranderlijk zijn terwijl tussen en vooral op deze strepen tal van witte en donkere vlekken zichtbaar zijn, die als wolken in Jupiters dichte dampkring worden beschouwd. Meestal zijn deze vlekken sterk veranderlijk en leiden zij een kort bestaan (van een of meer dagen); soms echter zijn zij zeer bestendig, blijven maanden lang zichtbaar en stellen in staat de rotatietijd van de planeet om haar as te bepalen: deze bedraagt voor de evenaar 9h 50,5m, maar is voor hogere jovicentrische breedten aanmerkelijk langer (tot 9h56m). In 1859 werd de aandacht gevestigd op een grote ovale rode vlek in het zuidelijk halfrond, die waarschijnlijk al van 1831 af bestaan heeft en die nog steeds zichtbaar is. Deze rode vlek blijkt enkele km uit te steken boven de omgeving. De Pioneer-waarnemingen hebben daarnaast het bestaan van enkele kleinere rode vlekken aan het licht gebracht. Vooral na de passages van de ruimtesondes Pioneer 10 en Pioneer 11 is veel bekend geworden over het temperatuurverloop in de dampkring van Jupiter.

De gemiddelde temperatuur van het oppervlak is 125 K (—150 °C). De dampkring bestaat voor 99 % uit waterstof en heliumgas in dezelfde samenstelling als bij de zon, en verder uit methaan (CH4) en een weinig ammoniak (NH3). Waarschijnlijk is er ook een overmaat van water, dat als ijs in de diepte moet zijn gezonken. In deze dampkring zweven vaste ammoniakkristalletjes die wolkbanden vormen. Buiten de dampkring bezit Jupiter, net als de aarde een ionensfeer. Jupiter zendt ook radiostraling uit, zowel centimeter-en decimetergolven als decametergolven.

De decameterstraling wordt uitgezonden in onregelmatige kortdurende stoten van enorme intensiteit, die afkomstig zijn van de stralingsgordels van Jupiter. Jupiter blijkt een excentrisch magnetisch veld te hebben met een sterkte van 14 gauss aan de noordpool en 10,4 gauss aan de zuidpool (het aardse polaire magneetveld bedraagt 0,3 gauss). De magnetische as helt 10° ten opzichte van de rotatieas en ligt 0,1 Jupiterstraal van het Jupitermiddelpunt. Verder heeft Jupiter een magnetosfeer met een binnenste en een buitenste stralingsgordel. De invloed van de magnetosfeer doet zich nog sterk gelden bij de baan van de satelliet Io (dat is tot 5 Jupiterstralen van het centrum van de planeet). In de magnetosfeer komen sterke elektrische stromen voor; dominerend is een ringvormige stroom die oostwaarts loopt, en een straal heeft van ca. 20 Jupiterstralen.

De grens van de magnetosfeer ligt tussen 50 en 100 Jupiterstralen van Jupiter vandaan. Deze magnetosfeer ontleent haar vorm aan de wisselwerking met de zonnewind en Io. De radiostraling op decimetergolven is veel sterker dan zou moeten volgen uit de oppervlaktetemperatuur van Jupiter ( — 150 °C). Interferometrische metingen hebben aangetoond dat deze straling ontstaat in een gebied om de planeet tot ca. 3 Jupiterstralen van het centrum verwijderd en m.n. liggend in het equatoriale vlak. Deze straling is afkomstig van zeer snelle elektronen die schroefbanen beschrijven om de magnetische krachtlijnen van Jupiter in de binnenste stralingsgordel van deze planeet.

Door de passages van de Pioneer 10 en 11 weet men ook meer van het inwendige van de planeet. Er is een kern bestaande uit gesmolten oxiden en silicaten. Het lijkt niet uitgesloten dat Jupiters kern gedegenereerd is, zodat zijn inwendige structuur die van een witte dwerg benadert.

Jupiter heeft 13 manen of wachters, die in twee groepen te verdelen zijn. De nagenoeg cirkelvormige banen van de vijf binnenste (I—V) liggen vrijwel in het vlak van de Jupiter-baan. De elliptische en sterk hellende banen van de manen VI XII zijn nog zeer slecht bekend. De manen XIII, IX, XI en XII zijn teruglopend (retrograad). De wachters VI, VII, X en XIII (ontdekt op 14.9.1974) zijn rechtlopend. LITT. B.M.Peek, The planet Jupiter (1958);NASA, Handbook of physical properties of Jupiter (1967).

< >