[→Russ., betekenis: paar, naar de aanvankelijk paarsgewijze met bast aaneengenaaide, bewerkte en verhandelde vellen], o., een soort van zeer zacht, lenig, waterdicht, sterk riekend leder.
(e) Juchtleder werd oorspronkelijk alleen in Rusland vervaardigd uit huiden van halfwas-runderen. Deze huiden werden gelooid met de stoffen uit de schors van berken en wilgen. Door de in die schorsen aanwezige etherische oliën verkreeg het leder een zoetzure geur. Juchtleder werd in de looierij sterk gevet met een mengsel van traan en manenkamvet uit paardehuiden om het leder goed waterdicht te maken. Door de looistoffen werd juchtleder meestal donkerroodbruin, door verkleuring aan het zonlicht werd het nog donkerder.
Tegenwoordig worden de huiden eerst met chroomlooistoffen gelooid en daarna nagelooid met plantaardige looiextracten, zoals mimosaschorsextract. Het leder wordt dan gekleurd met anilinekleurstoffen en in grote vaten gevet met een mengsel van rundvet, traan of andere synthetische oliën, waaraan in sommige gevallen een kleine hoeveelheid berkenteerolie is toegevoegd om de specifieke zoetzure geur aan het leder te geven. Het juchtleder wordt meestal nog in zijn buitenlagen sterk gevet om het meer waterafstotend te maken. Juchtleder wordt toegepast voor schoenen, tassen en zadels.