o. (-n), verbinding van jood met chloor.
(e) Er zijn twee joodchloriden bekend nl. joodmonochloride (ICl) dat voorkomt in de vorm van kristallen die bij 24,7 °C smelten tot een roodbruine vloeistof, en ontstaan indien men droog chloorgas over jodium leidt, en joodtrichloride (ICl3), bij kamertemperatuur gele kristallen die ontstaan als men een overmaat van chloor leidt over zwak verhit joodmonochloride. Het ICl wordt in vloeibare toestand wel als oplosmiddel gebruikt bij anorganische syntheses omdat het chloor oplost onder vorJacob Jordaens: Drie rondreizende muming van ICl2-complexen. Ook ICl3 kan complexen vormen.