Indianenstam in het woudgebied van Ecuador ten oosten van het Andesgebergte, die in feite hun onafhankelijkheid hebben behouden. Hun aantal wordt geschat op 15000.
Zij leven in hoofdzaak van primitieve landbouw (maniok, maïs), waarbij velerlei riten worden toegepast. De Jivaro onderscheiden zich van de omwonende stammen vooral door hun buitengewone krijgszuchtigheid, zowel tegenover vreemdelingen als tegenover eigen stamgenoten. De patrilineaire grootfamilie bewoont een geïsoleerd groot huis op een strategisch punt. Het hoofd heeft tijdens de strijd een grote macht. Berucht zijn hun krijgstrofeeën (tsantas). Deze verkrijgt men door een verslagen vijand te ontdoen van zijn hoofdhuid en deze op speciale wijze te prepareren, waardoor hij inkrimpt tot vuistgrootte. →Sjamanen hebben een grote invloed.
LITT. R.Karsten, The head-hunters of western Amazonas (1935).
