een onderwijsmethode die in 1925 door Chinezen gebouwde textielfabriek te SaPeter →Petersen aan de proefschool van de universiteit van Jena werd ingevoerd. Het Jenaplan berust op drie beginselen: 1. het onderwijs wordt ondergeschikt gemaakt aan de opvoeding;
2. de leerlingen worden telkens verschillend gegroepeerd om zo gunstig mogelijke omstandigheden voor het leren tot stand te brengen;
3. er zijn vier pedagogische situaties (gesprek, werk, spel en viering), die in evenwichtige afwisseling in een ritmisch weekplan moeten worden opgenomen. Gesprek, spel en viering vinden plaats in stamgroepen van 6-9-, 10— 12en 13-14-jarigen; werk aan schoolvakken zoals rekenen en taal in niveaucursussen, die voor de gehele school tegelijkertijd worden gegeven, zodat de meeste tijd door de leerlingen samen in de stamgroepen wordt doorgebracht. Deze beoefenen ook groepenwerk met onderwerpen uit o.a. geschiedenis, aardrijkskunde, litteratuur, biologie, natuurkunde en techniek. Een langdurige vrije tijd, samen doorgebracht, maakt van de school een ware levensgemeenschap.
LITT. S.J.C.Freudenthal-Lutter, Naar de school van morgen (1975).