Francis, Frans schrijver, *2.12.1868 Tournay (Hautes-Pyrénées), ♱l.11.1938 Hasparren. Jammes leefde van 1888—1921 teruggetrokken in Orthez.
Hij had een grote liefde voor de natuur en het aardse leven; zijn levensstijl werd zowel gekenmerkt door een zinnelijke hartstocht als door franciscaanse vroomheid en een sterk zondebesef. Hij ging in 1905 onder invloed van Claudel over tot het rooms-katholieke geloof. Jammes kreeg bekendheid door zijn verfijnde poëzie en novellen. In zijn latere werk (o.a. Les Géorgiques chrétiennes, 1911 — 12) neemt de religiositeit toe ten koste van de spontaneïteit, terwijl ook zijn versbouw aan ongekunsteldheid inboet. Werken: poëzie: De l’angélus de l’aube à l’angélus du soir (1898), Le deuil des primevères (1901), Les Géorgiques chrétiennes (1911—12); proza: Clara d’Ellébeuse (1899), Almàide d’Etremont (1901), Le roman du lièvre (1903), Pommes d’anis (1904). Uitgave: Briefwisseling met Colette (1945), met Gide (1948), met Claudel 91952).LITT. R.M.Dyson, Les sensations et la sensibilité chez F.Jammes (1954); M.Parent, Rythme et versification dans la poésie de F. Jammes (1956); R.Mallet, F.Jammes (1961).