m. (-en), in één groeiseizoen gevormde loot van een boom.
(e) De jaarscheut aan de eindscheut vormt de lengte aanwas van een boom in een bepaald jaar. Sommige boomsoorten vormen deze loot zonder onderbreking, andere maken in het voorjaar een meiloot, waarna de groei korte tijd stagneert en soms bij de vorming van de sint-jansloot weer wordt hervat. Bij sommige boomsoorten worden er aan de j aarscheut tijdens de groei geen zijtakjes gevormd, maar alleen zijknoppen aan het eind van de scheut, waaruit zich dan in het volgende jaar zij scheuten ontwikkelen. De jaarscheuten zijn dan gemakkelijk te tellen, zodat de leeftijd van de boom kan worden vastgesteld.