Decimus Iunius, Romeins hekeldichter, *ca.62 Aquinum (in het land van de Volsci), overleden 142 Rome(?). Van zijn leven is weinig met zekerheid bekend.
Pas op latere leeftijd (tussen 100-127), heeft hij zijn zestien satiren geschreven, waarin hij het zedenbederf van zijn tijd geselt. Beroemd zijn vooral de zesde satire, waarin hij de 32 ondeugden van de vrouwen behandelt en de veertiende over opvoeding: zijn toon is moraliserend, zijn taal kernachtig, sarcastisch, vaak retorisch. In zijn eigen tijd viel hij niet op, maar toen hij later werd ontdekt (4e-5e eeuw), werd hij zeer populair en bleef dat. Zijn invloed op de Westeuropese litteratuur is dan ook groot (Boccaccio, Boileau, Dryden, Byron, Hugo). Uitgaven: door U.Knoche (2 dln. 1950—51; met Du. vert.); door P.de Labriolle-F.Villeneuve (7e dr. 1962; met Fr. vert.); door R.Marache (1965). LITT. G.Highet, Juvenal the satirist (1954).