[→Ital. isolare, afzonderen], v. (-s),
1. het isoleren (e);
2. het geïsoleerd zijn;
3. stof of middel waarmee iets geïsoleerd is.
(e) DIERGEOGRAFIE. Isolatie betekent dat geen contact mogelijk is tussen b.v. continenten, of, op veel kleinere schaal, tussen populaties van één soort. Bij isolatie van continenten kan dan een zeer eigen ontwikkeling optreden met veel →endemie zonder invloed van dieren die elders tot ontwikkeling komen. Zo leidde b.v. Australiës isolement vanaf het Laat-Krijt tot handhaving van de buideldieren, die elders werden verdrongen door de zoogdieren. Bij isolatie van verschillende populaties van één soort, b.v. tijdens de ijstijden in het Pleistoceen kunnen dusdanige verschillen optreden dat deze populaties twee verschillende soorten zijn geworden, die onderling niet meer kruisbaar zijn (→soortvorming).
ELEKTROTECHNIER. Isolatie, de afscherming van elektrische geleiders met behulp van zeer slecht geleidend (isolerend) materiaal (hoofdzakelijk kunststoffen), is noodzakelijk waar gevaar voor kortsluiting tussen geleiders bestaat. Ook ter beveiliging tegen gevaarlijke spanningen is isolatie van groot belang.
PLANTEZIEKTENKUNDE. Schimmels die sporen vormen in of op aangetaste plantedelen, en bacteriën die in grote hoeveelheden uit het zieke weefsel worden afgescheiden, kan men isoleren door de sporen of de bacteriën op een voedingsbodem over te brengen. Het is ook mogelijk om stukjes aangetast planteweefsel, al dan niet na uitwendige ontsmetting, uit te leggen op een geschikte voedingsbodem, of om een suspensie van fijngemaakt plantemateriaal of van gronddeeltjes in water hierop uit te smeren. Vaak maakt men hierbij gebruik van selectieve voedingsbodems, die relatief minder geschikt zijn voor andere dan het te isoleren organisme, b.v. door toevoeging van een bepaald antibioticum. Virussen kunnen geïsoleerd worden door uitpersen van zieke plantedelen en verdere zuivering van het aldus verkregen plantesap. PLANTENVEREDELING. Door ruimtelijke of geografische isolatie wordt bereikt dat een ras op zodanige afstand van andere rassen van dezelfde soort wordt geteeld, dat ongewenste kruisbestuiving wordt voorkomen.
De isolatie-afstand is afhankelijk van ras, soort en milieu. Ruimtelijke isolatie kan bevorderd worden door het planten van hoogopgaande (éénjarige) planten als hennep en maïs of door het plaatsen van ca. 1,5 m hoge (plastic) schermen om laagblijvende gewassen zoals suikerbiet. Verder kan men ongewenste stuifmeelbronnen teniet doen door verwijderen van wilde verwanten en door verbod van de commerciële teelt van cultuurverwanten in zaadteeltgebieden.
Een hogere zekerheid van isolatie verkrijgt men door isolatiekassen, -kooien en inhullingszakken. Isolatiekassen kunnen gemaakt zijn van glas of plastic en isolatiekooien van kaasdoek. Afhankelijk van de grootte worden inhullingszakken van kaasdoek of papier gemaakt. Men kan legitieme bestuiving bevorderen door het inlaten of veroorzaken van wind in kassen, het mede opsluiten van insekten in kooien en door schudden van de inhullingszakken.