Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

Irokezen

betekenis & definitie

verbond van vijf Indianenstammen in het gebied van de latere staat New York. Bij de komst van de blanken in Amerika verkeerden de Seneca, Cayuga, Onondaga, Oneida en Mohawk in een permanente staat van oorlog met elkaar.

Ca.1570 wisten twee leiders, Dekanawida en →Hiawatha, een federale unie of stammenliga tot stand te brengen, die al spoedig een machtsfactor van betekenis in hun stamgebieden werd, nog versterkt door vuurwapens die zij van Ned. handelaren kregen. In de Frans-Engelse Oorlog (1756-63) kozen de Irokezen de zijde van de Engelsen; zij droegen in belangrijke mate bij tot hun overwinning. Ook in de Amerikaanse Vrijheidsoorlog (1775-83) waren zij de bondgenoten van de Engelsen, hetgeen hen op de vernietiging van hun belangrijkste dorpen door de Amerikanen kwam te staan.De Irokezen leefden van landbouw en jacht. De handel in bont (vooral beverhuiden) was in de eerste periode van contact met de blanken zeer belangrijk. De Irokezen monopoliseerden deze zoveel mogelijk, ten koste van naburige stammen als de →Huronen. Familiestructuur en verwantschapsrelaties waren matrilokaal en matrilineair. De landbouw werd bedreven door de vrouwen; de mannen bekleedden de functies in raden en waren krijgslieden op basis van vrijwilligheid. Kenmerkend was het sterk ontwikkelde individualisme.

Dit betekende een handicap voor het uitoefenen van gezag door de leiders en verhinderde het tot stand komen van een werkelijke integratie binnen het stammenverbond. Zoals elders in Noord-Amerika, speelden dromen ook in de religie van de Irokezen een centrale rol. Droombeelden werden beschouwd als verlangens van de ziel. Zo leerde men ook zijn geestelijke helper kennen, meestal in de gedaante van een dier.

Hun aantal wordt voor het jaar 1600 geschat op 5500. De volkstelling van 1937 stelde het aantal Irokezen dat in de staten Wisconsin en Oklahoma leefde op ca. 4000.

LITT. E.Wilson, Apologies to the Iroquois (1960); A.F.C.Wallace, The death and rebirth of the Seneca (1970).

< >