[Ital.], o. (-s, -mezzi),
1. tussenspel, kleine opvoering, zangspel of ballet tussen de bedrijven van een toneelstuk; ook wel als zelfst. stuk (e);
2. tussenspel in de muziek; klein muziekstuk (e);
(fig.) iets dat gezegd of gedaan wordt in afwijking, als afdwaling van het eigenlijke onderwerp, (E) MUZIEK. Het intermezzo is een vrolijk, snel muzikaal tafereeltje, van humoristische, parodistische, soms drastische aard, dat in de 17e-18e eeuw tussen een ballet of de bedrijven van een opera seria werd ingelast. Het had zijn oorsprong in de →commedia dell’arte, en vond van Italië uit in de eerste helft van de 16e eeuw snel toegang tot Engeland en tot de Franse hoffeesten. Het intermezzo verkreeg grotere zelfstandigheid als muzikaal schouwspel (Scarlatti) en werd de grondvorm van de opera buffa (komische opera). In Engeland kreeg het onder de naam →masqué grote betekenis als stijlvol amusementsstuk, meestal ontleend aan de klassieke mythologie of herdersspelen, en groeide daar ook uit tot een afzonderlijk zangof theaterspel (Händel). Later vond dit genre zijn weg in de →ballad-opera. LITT. E.J.Dent, Foundations of English opera (2e dr. 1965); M.F.Robinson, Opera before Mozart (1966); M.F.Christout, Le ballet de cour de Louis XIV (1967).
TONEEL. Het intermezzo was oorspronkelijk een vrij kort tussenspel, dat de pauzes moest vullen van een tragedie. Het had de vorm van een toneelof muziekstuk. In Italië kwamen deze intermezzi voor aan het einde van de 15e eeuw. In Engeland werden zij uitgevoerd bij banketten (vandaar de nog tot in de 20e eeuw voorkomende entremets tijdens grote diners). In de 16e eeuw groeide het intermezzo uit tot een zelfstandig genre. Men onderscheidt: intermedio, een kort Italiaans toneelstuk, komisch en met mythologische elementen; interlude, de Engelse, entremés, de Spaanse en entremet, de Franse variant, alle met een komisch karakter.