[Fr.], o. (-s),
1. het inwendige van een gebouw, huis, vertrek, m.n. wat de aankleding, meubilering en stoffering betreft;
2. voorstelling, afbeelding of foto van het inwendige van een gebouw, huis of kamer, binnenhuisje; 3. (fig.) huiselijke haard, familieleven: hij verstoorde de rust in haar vroeger zo prettige —;
4. binnenwerk van matrassen of kussens: fabrikanten van interieurs.