Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

interieur

betekenis & definitie

[Fr.], o. (-s),

1. het inwendige van een gebouw, huis, vertrek, m.n. wat de aankleding, meubilering en stoffering betreft;
2. voorstelling, afbeelding of foto van het inwendige van een gebouw, huis of kamer, binnenhuisje; 3. (fig.) huiselijke haard, familieleven: hij verstoorde de rust in haar vroeger zo prettige —;
4. binnenwerk van matrassen of kussens: fabrikanten van interieurs.

< >