de krachten die twee atomen op elkaar uitoefenen. Deze krachten, die elektromagnetisch van aard zijn, zijn zeer sterk afhankelijk van de afstand tussen de atomen.
De theorie is nog verre van volledig, zodat voor praktische toepassingen meestal een empirische functie gekozen wordt, die de kracht als de potentiaal geeft als functie van de afstand.Atomen op grotere afstand trekken elkaar aan, doordat hun elektronenwolken wederzijds een dipool induceren; deze dipolen trekken elkaar aan. De potentiaal ten gevolge van deze wisselwerking is evenredig met r-6, waarin r de afstand tussen de atomen is. Op kortere afstand stoten de atomen elkaar af doordat de elektronenwolken door elkaar beginnen te lopen. Deze afstoting wordt dikwijls benaderd door de potentiaal evenredig te stellen met r-12. De totale potentiaal is dan de som van deze twee componenten: V(r) = Ar-12—B-6 (Lennart-Jones-potentiaal). Dit wordt gebruikt voor de beschrijving van processen waarbij de atomen ten opzichte van elkaar niet snel bewegen (energie →0,1 eV).
Bij grotere snelheden spelen de betrekkelijk kleine aantrekkende krachten geen rol meer. Bij zeer grote snelheden (energie in het kilo-elektronvoltgebied) spelen alleen de afstotende krachten tussen de atoomkernen een rol. De potentiaal wordt dan een Coulombpotentiaal (→Coulomb, wet van).