onbep. w., vliegen zonder dat de bestuurder van het vliegtuig gebruik kan maken van waarnemingen buiten het vliegtuig, maar is aangewezen op de indicaties van de zich in het vliegtuig bevindende instrumenten.
(e) In verband met de veiligheid van het luchtverkeer wordt onderscheid gemaakt tussen
1. vluchten waarbij de vlieger in staat is zelf te zien hoe het verkeer op de luchtroute er uitziet en
2. vluchten onder omstandigheden die de vlieger beletten waar te nemen hoe zijn positie ten opzichte van andere vliegtuigen of obstakels is (nevel, mist, wolken en duisternis), zodat hij van zijn instrumenten gebruik zal moeten maken. Voor beide soorten van vluchten zijn door de International Civil Aviation Organization minimumregels opgesteld: zichtvliegvoorschriften VFR rules (Visual Flight Rules) en instrumentvliegvoorschriften IFR rules (Instrument Flight Rules). Om te kunnen instrumentvliegen moet de vlieger in zijn →bewijs van bevoegdheid een verklaring van de overheid hebben, dat hij IFR-vluchten mag uitvoeren en zal het vliegtuig ten minste moeten zijn voorzien van bepaalde instrumenten
