Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

insluiten

betekenis & definitie

(sloot in, heeft ingesloten),

1. in iets sluiten, in een omhulsel voegen en dat sluiten, m.n. met betr. tot wat bij een brief of iets anders in een couvert gesloten wordt: ik sluit hier een briefje voor je zuster bij in; ingesloten gelieve u aan te treffen enz.;
2. in iets vastzetten, vastleggen, zodat het niet weg kan: in een vloeistof ingesloten gasbellen; de bodem —, deze door het inheien van damwanden beletten opzij uit te schieten (onder een bouwwerk); (boekdrukkerij) het inklemmen met sluitstukken van zetsel in een ijzeren raam (e);
3. aan twee of meer zijden, of in het rond begrenzen, omgeven (van binnen uit beschouwd): het binnenplein wordt door de gebouwen geheel ingesloten; m.n. (een versterkte plaats enz.) met troepen omringen, omsingelen: de vijand heeft de vesting aan alle kanten ingesloten;
4. begrijpen in, onder: ons land was bij de vrede niet mee ingesloten; in zich bevatten, behelzen: de christelijke liefde sluit alle andere deugden in; mede betekenen, willen zeggen: dit sluit niet in, dat u er recht op hebt, daaruit volgt niet enz.;
5. opsluiten, vnl. in de verbinding zich laten —, opzettelijk, heimelijk blijven in een ruimte tot na sluitingstijd (om dan te kunnen stelen en vervolgens uit te breken).

(e) Voor het insluiten van zetsel werden eertijds wiggen gebruikt, die tegen elkaar in werden geslagen. Vandaar dat nog veel de foutieve term inslaan wordt gebruikt.

< >