(gaf in, heeft ingegeven), (overg.)
1. (iemand, iets) door de mond toedienen, laten innemen: vóór de nacht moet u de patiënt nog twee poeders —; zij hebben hem iets ingegeven, een bedwelmend middel of een vergif toegediend; (fig.) het is hem met de paplepel ingegeven, hij heeft van jongs af niet anders gehoord en gezien;
2. (iemand, iets) in de geest brengen, het inboezemen, inspireren, inblazen: alsof het mij zo werd ingegeven, alsof een hogere macht er mij zo (op het ogenblik zelf) toe bracht; doe wat je hart je ingeeft, handel naar de inspraak van je hart.