m. (-en),
1. het ingaan, binnengaan;
2. toegang; vinden, aangenomen, geloofd, erkend, opgevolgd worden: mijn woorden vinden bij hem weinig —; deze geruchten vinden nogal —; (gew.) verboden —, toegang; (gew.) — 20 frank, toegang;
3. plaats waar men kan binnengaan: bij de — van het bos;
4. opening waardoor men kan binnentreden: een nauwe, wijde -; het station heeft twee ingangen;
begin, aanvang: hem is ontslag verleend met van 1 april; de — van een veroordeling, het in-werkingtreden van het vonnis.