richting in de schilderkunst, waarin gestreefd werd naar een objectieve en neutrale geldigheid van het kunstwerk zonder opzettelijke en subjectieve vormgeving. De vorm was onbelangrijk, het materiaal moest de drager worden van de ideeën van de kunstenaar.
Deze kunst zette zich af tegen de academische en rationele aspecten van o.a. de meetkundige abstracte kunst. De informele kunst sluit aan bij het abstract expressionisme van Kandinsky en werd gevoed met elementen van het surrealisme. De term informeel komt van de kunstcriticus Michel Tapié (art informel). Andere namen zijn: tachisme, matter painting, action painting. In Nederland ontstond ca.1955, na de bloeiperiode van →Cobra, de informele groep, met de kunstenaars Armando, Henk Peeters, Jan J.Schoonhoven, Kees van Bohemen en Jan Henderikse. In een van hun manifesten verkondigden zij een kunst die niet meer gebaseerd is op ethetische regels, maar op het weergeven van een feitelijk gegeven uit de dagelijkse werkelijkheid.
Zij maakten werk waarin voorwerpen verwerkt waren, reliëfs en doeken met dik aangebrachte verflagen. Uit deze groep kwam de →Nulgroep voort. In de laatste fase van hun werk ontstond een neiging ook de kleur af te schaffen en de nadruk te leggen op de plastische elementen van het materiaal. LITT. Cat. tent. Holländische informelle Gruppe (1959); Cat. tent. Das Thema informell (1973); Informele kunst, tussen Cobra en Zero (1974).