Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

infectie (infektie)

betekenis & definitie

[→Lat.], v. (-s), het binnendringen van zodanig grote hoeveelheden ziekteverwekkende micro-organismen in de weefsels van plant, dier of mens dat een lokale ontsteking of een algemene infectieziekte volgt.

(E)GENEESKUNDE.Voor een infectie is niet alleen het aantal binnengedrongen micro-organismen van belang, maar ook hun →virulentie. Ook het aanwezig zijn van b.v. amoeben of wormen in het menselijk lichaam is een infectie. Men spreekt van druppelinfectie (door hoesten of niezen kan infectie optreden: tuberculose, griep enz.), enterogene infectie (vanuit de darmen), focale infectie (vanuit chronische ontstekinghaardjes, in b.v. de tonsillen, de bijholten van de neus of de tandwortels, komen steeds kleine hoeveelheden ziektekiemen in de bloedbaan), cryptogenetische infectie (de wijze van infectie is niet bekend), wondinfectie enz. Allerlei typen micro-organismen zijn in de lucht aanwezig, zodat niet-steriele lucht een bron van infecties kan zijn. Vooral schimmelsporen worden gemakkelijk door de lucht getransporteerd. Een andere mogelijkheid van infectie is door rechtstreeks contact met besmette materialen of organismen; ook het besmetten via voedsel kan men infectie noemen (b.v. bij paratyfus).

Men kan de kans op infectie verkleinen door het contact met besmette personen te vermijden (quarantaine) of door besmette materialen te steriliseren. De weerstand tegen infectie is uitermate verschillend. Indien een infectie bij een bepaald individu niet tot het optreden van ziekteverschijnselen voert, zegt men dat het individu een immuniteit tegen deze infectie heeft. Wanneer een bepaalde infectieziekte nog niet in een bevolking is geweest, is de gevoeligheid voor de infectiekiemen zeer groot.

PLANTKUNDE. Het in aanraking komen of brengen van planten, grond, ruimten, gereedschap enz. met een ziekteverwekker (b.v. schimmel, bacterie, virus) of een ander schadelijk agens. Besmetting van planten hoeft niet altijd tot infectie te leiden. Onder infectie verstaat men in de plantkunde het tot parasitaire activiteit overgaan van een ziekteverwekkend organisme (schimmel, bacterie) of van een virus in een waardplant. De meeste pathogene schimmels kunnen het weefsel van de plant actief binnendringen via doorboring van cuticula en celwand, maar andere ziekteverwekkende organismen, zoals bacteriën en virussen, komen via wondjes binnen en soms via natuurlijke openingen. Men spreekt van een geslaagde infectie, wanneer het pathogene organisme een voedingsrelatie met de waardplant aangaat of wanneer een virus aanslaat in de stofwisseling van de waardplantcel en tot vermeerdering komt.

< >