v. (-en), 1. het inenten: de inentingen boezemen steeds meer vertrouwen in; zonder nadere bep. de koepokinenting (e); 2. (fig.) inprenting.
(e) Door inenting brengt men verzwakte of dode ziektekiemen in het bloed om opzettelijk een bepaalde ziekte in geringe mate te verwekken, teneinde het lichaam aan te zetten tot de vorming van antistoffen, waardoor het geruime tijd onvatbaar wordt voor de betreffende ziekte. In het eerste levensjaar zijn kinderen immuum voor kinderziekten, daar ze een hoeveelheid antilichamen uit het moederlijk bloed hebben meegekregen (de moeder moet uiteraard vroeger de kinderziekte hebben doorgemaakt). Inenting wordt reeds binnen het eerste levensjaar aanbevolen en wel in het eerste halfjaar tegen pokken en in het tweede halfjaar tegen difterie, kinkhoest, tetanus en poliomyelitis of kinderverlamming (DKTP-vaccin). De DKTPinentingen vinden vier keer plaats met een herhaling ervan rond het vijfde levensjaar, gevolgd door een DTP-inenting op tienjarige leeftijd. Volwassenen kunnen eveneens worden ingeënt, b.v. voor men op reis gaat en landen bezoekt waar men de kans loopt besmet te worden met een of meer ziekte(n). Bekend zijn de inentingen tegen cholera, tyfus, paratyfus, pokken en gele koorts.
In België is sedert 1946 koepokinenting verplicht, een verplichting die echter bij KB van 14.6.1976 voor een periode van twee jaar is geschorst. Bij KB van 26.10.1966 is inenting tegen poliomyelitis verplicht; de handelingen daartoe moeten in de derde levensmaand een aanvang nemen en vóór de 18e maand zijn voltooid. De inentingen zijn kosteloos. De burgemeesters moeten toezicht houden op de naleving, en vastgestelde nalatigheden melden aan de Gezondheidsinspectie.
Voor Nederland: →lnentingswet.