Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

industriebank

betekenis & definitie

v./m. (-en), bank meestal door of met behulp van de overheid opgericht ter voorziening in de behoefte aan lang vermogen vooral van kleinere en middelgrote bedrijven.

(e) De financiering van kleine en middelgrote bedrijven geeft meestal bijzondere moeilijkheden, daar de omvang van de vermogensbehoefte doorgaans te klein is om een beroep te kunnen doen op de emissiemarkt, terwijl de gewone banken die zich met de kredietverlening bezighouden uit liquiditeitsoogpunt niet licht tot vermogensverschaffing op langere termijn aan dergelijke bedrijven overgaan. De industriebanken onderscheiden zich van →financieringsmaatschappijen en →financieringsbanken doordat deze zich in beginsel met lang èn kort krediet bezighouden. Vóór de Tweede Wereldoorlog werden in verscheidene landen voornamelijk van overheidswege ter bevordering van de werkverruiming en het behoud van werkgelegenheid speciale industriebanken opgericht. Ook verscherpte de noodzakelijke na-oorlogse herstelfinanciering de behoefte aan industrieel financieringskrediet: in Frankrijk en België reeds na de Eerste Wereldoorlog, in Nederland, de BRD en Groot-Brittannië na de Tweede Wereldoorlog. Ook de bevordering van de economische ontwikkeling vormde een grondslag voor deze instellingen (Ierland, Griekenland, Turkije, Finland). In beginsel kan men drie grondtypen onderscheiden, nl. staatsinstellingen, semistaatsinstellingen (met de staat in een meerderheidspositie of als belangrijkste aandeelhouder) en private instellingen.

In Nederland werd in 1933 opgericht de NV Industriebank voor Limburg, met deelnemingen van overheidslichamen en enkele particuliere ondernemingen, ter voorziening in de lange en middellange kredietbehoeften van kleine en middelgrote industrieën waarvan men de ontwikkeling voor de verruiming van de werkgelegenheid in Limburg wenselijk achtte. Toen de promotor van deze instelling, Gelissen, minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart werd, wist hij de industriefinanciering te doen uitgroeien tot een directe taak van de overheid, door de oprichting door de staat in 1936 van de NV Maatschappij voor Industriefinanciering. Beide vennootschappen zijn echter niet tot grote ontwikkeling gekomen. Aangezien de structuur van het Ned. bankwezen zich in het algemeen aanvankelijk na de Tweede Wereldoorlog weinig leende voor investeringskredieten aan ondernemingen die op de kapitaalmarkt niet of moeilijk een beroep zouden kunnen doen, werd in 1945 door samenwerking van de staat, de grote banken, de landbouwkredietinstellingen, de spaarbanken en de institutionele beleggers de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal Herstel NV, kortweg Herstelbank, opgericht (→Nationale Investeringsbank). In 1948 werd door de Herstelbank in samenwerking met een aantal institutionele beleggers en enkele handelsbanken de →Nederlandse Participatie Maatschappij opgericht, die voornamelijk ten doel kreeg te voorzien in de behoefte aan risicodragend vermogen van de middelgrote en kleine bedrijven. Ook zijn in de loop der jaren na de Tweede Wereldoorlog de meeste grote handelsbanken activiteiten in de richting van de industriefinanciering gaan ontplooien door het in het leven roepen van dochterinstellingen die zich speciaal met de financiering op lange en/of middellange termijn van het bedrijfsleven bezighouden.

In België wordt investeringskrediet verstrekt door de →Nationale Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid, de →Algemene Spaaren Lijfrentekas en, in mindere mate, door de →Nationale Kas voor Beroepskrediet en het →Nationaal Instituut voor Landbouwkrediet. Sinds de Tweede Wereldoorlog evenwel ook door particuliere instellingen, opgericht door diverse holding companies en sinds de inwerkingtreding van de →economische expansiewetgeving ook door de banken.

LITT. R.Regul en H.Wolf, Das Bankwesen im grosseren Europa (1974); C.F.Scheffer, Nat. instellingen voor indust. investeringskrediet in Europa (1975); P.Troberg, Het bankwezen in de EG (1975); M.P.Gans, P.C.Maas en .M.Scholten, Vermogensstructuur en financieringsproblemen van Ned. ondernemingen (1976).

< >