v./m. (-sen), toestel waarmee door inductie grote potentiaalverschillen kunnen worden verkregen.
(e) De inductieklos bestaat uit een ijzeren kern waaroverheen twee wikkelingen zijn aangebracht (afb.). De primaire wikkeling van draad met betrekkelijk grote draadmiddellijn heeft weinig wikkelingen, de secundaire wikkeling van zeer dun draad heeft een zeer groot aantal windingen. De primaire wikkeling wordt aangesloten op een gelijkstroombron van lage spanning. Zowel bij het sluiten als bij het verbreken van de stroom door de primaire wikkeling, met behulp van de mechanisch bediende verbreker, ontstaat door de verandering van de magnetische flux een inductiespanning in de secundaire spoel. Door het grote verschil in windingaantallen ontstaat een groot spanningsverschil tussen de beide uiteinden van de secundaire spoel en kan een vonk overslaan. De condensator voorkomt dat de contactpunten te veel inbranden.
Vroeger speelde de inductieklos een belangrijke rol als klos van Rühmkorff in het ontstekingsmechanisme van benzinemotoren; thans als bobine.