(ivo), vorm van onderwijs, in 1934 ontstaan uit de samenwerking van de Werkplaats Kindergemeenschap te Bilthoven, de Pallas Athene-school te Amersfoort, en de Montessorivereniging te Bussum. Sinds 1958 is er een vereniging van ivo-scholen, die regels vaststelt voor het verkrijgen van een ivo-diploma op grond van proeven, op school afgelegd in het bijzijn van een gecommitteerde.
Voor ivo-diploma-A zijn 40 voldoende proeven vereist. Verder zijn er de diplomas B en C: het laatste op het niveau van havo of gymnasium. Het stelsel is bedacht om de leerlingen rustiger gelegenheid tot ontplooiing te geven en het zitten blijven voor alle vakken te vermijden. In 1973 is de vereniging van ivo-scholen overgegaan in de ivo-vereniging, die ook plaats biedt voor individuele leden. Na invoering van de Wet op het Voortgezet Onderwijs zijn er nog slechts enkele scholen die het proevensysteem hebben gehandhaafd; de meeste onderwerpen zich aan een centraal schriftelijk examen, hetzij driemaal per jaar, hetzij éénmaal, om hun leerlingen een officieel diploma te kunnen verschaffen. Het niet-officiële, op grond van de proeven verleende diploma wordt door de maatschappij aanvaard en geeft dezelfde rechten.