I. bn.,
1. wat behoort tot, betrekking heeft op, afkomstig is uit (het vm. Ned.) Indië; de Indische Archipel; een Indische kris; het Indische leger, het vm. Ned. leger in Indië; de Indische tafel, spijzen zoals in Indië gebruikelijk zijn, vooral de rijsttafel; Indische jaren, die in Indië zijn doorgebracht; dat is echt -, zoals men (de Europeanen) in Indië placht te doen;
2. van, betrekking hebbend op Voor-Indië: de oude Indische letterkunde; Indische vorsten,
II. zn. o., taaleigen van de Europeanen in het vm. Ned. Indië of van de Indo-europeanen.