Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 27-06-2020

impulsgeleiding

betekenis & definitie

v., de voortplanting van een impuls langs het membraan van de zenuwvezel.

(e) De impulsgeleiding is ruwweg te vergelijken met het afbranden van een lont (→impuls, afb.): door de plaatselijk verstoorde ladingsverdeling komt het naastgelegen deel van de vezel in actie, enz. De snelheid van de impulsgeleiding varieert naar dieren zenuwsoort van enkele cm tot ca. 100 m/s. Bij de relatief snel geleidende merghoudende zenuwvezels kan de impuls alleen ontstaan aan de onderbrekingen van de mergschede, de zgn. insnoeringen van Ranvier. De zuiver fysisch langs de vezel spreidende kringstromen overbruggen met de snelheid van de elektrische stroom de door merg geïsoleerde vezelgedeelten tussen twee insnoeringen van Ranvier, en doen bij de volgende insnoering opnieuw een impuls ontstaan. Hierdoor springt de impuls als het ware van insnoering tot insnoering langs de zenuwvezel (saltatoire impulsgeleiding).→decrementgeleiding.

< >