[→Mal. mengikat, binden], m. (-s), een weefsel dat versierd is door de garens voor het weven volgens patroon te verven.
(e) Van een schering-ikat worden de scheringdraden op het raam gespannen en vervolgens bundelsgewijze tegen elkaar gedrukt en op bepaalde plaatsen met vezels omwonden. Bij het dompelen in een verfbad worden dan alleen de niet-omwonden gedeelten gekleurd. Hier doorheen dient een neutrale inslagdraad geweven te worden. Deze techniek was voor katoenen weefsels gebruikelijk in pre-Colombiaans Amerika, in Voor-Indië en Perzië van vóór de 16e eeuw, in de Indische Archipel, Toerkestan en in Cambodja sinds de 19e eeuw. Op Bali, Lombok en in Voor-Indië vindt men de veel moeilijker en zeldzamer zijden inslag-ikats. Om het afbinden van de inslagdraden mogelijk te maken, worden deze eerst op een raam gespannen.
Nadat zij op de gewenste wijze gekleurd zijn, worden zij door de neutrale schering heen geweven. Tenslotte kent men de dubbel-ikats (Bali, Voor-Indië) van katoen met trapsgewijs verspringende diagonalen. De ikattechniek is arbeidsintensief en wordt daardoor steeds minder toegepast.
LITT. A.Bühler, Materialien zur Kenntnis der Ikattechnik (1943).