m. (-en), een van een in zee uitmondende gletsjer afgebroken stuk ijs.
(e) Een ijsberg wordt niet op zee gevormd en bevat dan ook geen zout. Er komen ijsbergen voor die meer dan 100 m boven het water uitsteken. Het gedeelte dat zich onder het water bevindt, heeft een volume dat ca. zesmaal zo groot is als dat wat boven water is, waardoor de ijsbergen meer invloed ondervinden van de stroom dan van de wind. De diepgang hangt af van de vorm. De ijsbergen kunnen een groot gevaar opleveren voor de scheepvaart, daarom heeft men een waarschuwingsdienst ingesteld: de Internationale IJswacht. Het aantal ijsbergen dat alle Groenlandse gletsjers te zamen jaarlijks produceren, wordt geschat op 15000.
Het aantal dat met de Labradorstroom vanaf Groenland in het gebied bij Newfoundland terechtkomt, wisselt van jaar tot jaar sterk. In 1929 werden 1322 ijsbergen zuidelijk van 48 °NBr. waargenomen, in 1940 en in 1941 slechts 2. Soms kunnen de ijsbergen ver zuidelijk doordringen, tot voorbij de Azoren. Ook in de zeeën rond Antarctica komen ijsbergen voor, m.n. tafelijsbergen, afkomstig van de Antarctische ijsbarrière.