v. (-heden), 1. nietigheid, vergankelijkheid: de van het ondermaanse; 2. nietigheid, iets
nietigs: de ijdelheden van deze wereld; — der ijdelheden, het is al — (Pred. 1,2); 3. de zucht om door anderen bewonderd en geprezen te worden, pronkzucht; te hoge dunk van eigen voortreffelijkheid: zijn — kent geen grenzen.