oorlog die wordt gevoerd met ideologische middelen. De bekendste is de ideologische strijd tussen West en Oost, tussen ‘kapitalisme’ en ‘communisme’.
Een ideologische oorlog kan zeer hevig zijn wanneer de partijen ervan overtuigd zijn dat hun stelsel niet tegelijk in één wereld bestaan kan met het andere; ook echter als de ideologie door een staat wordt gebruikt als middel om zijn belangen uit te breiden of zijn macht te vergroten. Bij ideologische oorlogvoering spreekt men wel van een indirecte strategie, in tegenstelling tot de directe strategie, waarbij men zich van militaire middelen bedient. Tot een totale strategie komt de staat wanneer hij naar machtsuitbreiding streeft door indirecte strategie, maar tevens een sterk leger opbouwt om door dreiging te voorkomen dat de tegenstander militair terugneemt wat voor hem ideologisch verloren is gegaan (zoals de USSR in 1968 deed ten aanzien van Tsjechoslowakije).De ideologische oorlog heeft aan betekenis gewonnen, omdat tussen kernmachten de militaire oorlog geen bruikbaar politiek middel is. Daarvoor is in de plaats gekomen de subversieve activiteit, die door staatsgreep, revolutie of op democratische wijze welgezinde regeringen aan de macht wil brengen. Juist omdat de ideologische oorlog in vredestijd zo gevaarlijk is, groeit de aandacht voor het systeem van ➝vreedzame coëxistentie: het samen in één wereld leven van sociaal-economische stelsels die op verschillende ideologieën berusten. Ook in gewone oorlogen heeft ideologische oorlogvoering (psychische beïnvloeding van de tegenstander) plaats, waardoor men tracht te bereiken dat zijn moreel wordt aangetast.
LITT. A.Beaufre, Introduction à la stratégie (1963); B.V.A.Röling (red.), Aspecten van de Koude Oorlog (1964); B.V.A.Röling, Polemologie (1973).