v., een betrekkelijk jong specialisme in de geschiedwetenschap, dat zich ten doel stelt de geschiedenis van afzonderlijke gedachten, ideeën, te beschrijven.
(e) De ideeëngeschiedenis vindt haar bestaansgrond hierin, dat de geschiedenis van bepaalde ideeën dikwijls door tal van afzonderlijke specialismen wordt behandeld zonder dat deze besef hebben van het feit, dat de betrokken gedachte ook in andere specialismen een rol speelt. Dikwijls is reeds over de geschiedenis van een zelfde gedachte geschreven door beoefenaars van verschillende specialismen, zonder dat deze op de hoogte waren van elkaars werk. De beoefenaar van de ideeëngeschiedenis streeft er derhalve naar de geschiedenis van een bepaalde gedachte, die door de diverse specialismen telkens slechts partieel wordt benaderd, in haar totaliteit te behandelen. Daarbij staat hij echter, voor de moeilijkheid, dat hij nooit specialist kan zijn in elk vakgebied waar men een bepaald idee kan tegenkomen, en dat hij daardoor onvermijdelijk bepaalde samenhangen niet ziet of buiten beschouwing moet laten waarmee de specialisten vertrouwd zijn. Een van de bekendste ideeënhistorici is de Amerikaan A.O.Lovejoy; het door hem en G.Boas geschreven werk, A documentary of primitivism and related ideas I: primitivism and related ideas in antiquity (1935) en zijn The great chain of being; a study of the history of an idea (1936,2e dr. 1960) zijn goede voorbeelden van ideeëngeschiedenis. Speciaal aan de ideeëngeschiedenis gewijd is het Amerikaanse tijdschrift Journal of the History of Ideas.
LITT. A.O.Lovejoy, Essays in the history of ideas (1948).